Hemel op aarde
Overweging op zondag 16 april 2023 door Miranda Vroon-van Vugt
Bij: Genesis 8,6-16 en Johannes 20,19-31
Die ene sneeuwvlok
Een mees vroeg aan een duif: ‘Kan je mij zeggen hoeveel een sneeuwvlok weegt?’
‘Minder dan niets,’ antwoordde de duif.
‘Dan moet ik je een merkwaardig verhaal vertellen,’ zei de mees.
‘lk zat op de tak van een dennenboom, dicht bij de stam, toen het begon te sneeuwen. Niet hevig als in een storm, maar heel zachtjes, zonder geluid of gewicht. Als in een droom. Uit tijdverdrijf begon ik de sneeuwvlokken die op mijn tak vielen een voor een te tellen. Langzaam verdwenen de groene naalden onder een witte vacht. Op een gegeven moment telde ik de driemiljoenzevenhonderdeénenveertigduizendnegenhonderdtweeënvijftigste vlok die vlak voor mij op de tak neerdwarrelde. Maar toen de driemiljoenzevenhonderdéénenveertigduizendnegenhonderdrieënvijftigste omlaag kwam – minder dan niets, zoals je zegt – brak de tak af.’Daarop vloog de mees weg.
De duif, sinds de dagen van Noach gespecialiseerd in dat soort vragen, zei na enig nadenken bij zichzelf: ‘Misschien ontbreekt er nog maar één stem van één enkele mens om de vrede in de wereld te verwerkelijken.’
Zalig zij die niet zien en toch geloven. De hoop van de duif, die vertrouwt dat hij een plek zal vinden om neer te strijken. Het geloof van Noach dat God met hem verder wil, met mensen verder wil, ondanks het onbestaanbare leed dat achter hem ligt.
Zalig zij die niet zien en toch geloven
Zalig zij die niet zien en toch geloven. Dat is de boodschap die Thomas krijgt. Een dag na de eerste getuigenissen van de opstanding worden de leerlingen begeesterd door Jezus zelf. Zij ervaren de zekerheid van geloven, een zeker weten.
Wat gebeurt er dan? Een van de leerlingen was niet aanwezig: Thomas, dat betekent tweeling. In Johannes 11 en 21 wordt verteld dat Thomas bij de leerlingen was. Alleen deze keer staat er dat hij er niet bij was. En als Thomas het niet kan zien, kan hij het blijkbaar niet geloven. Ook al was hij erbij toen Jezus nog leefde, hij wil nu ook iets tastbaars. Jezus komt nog een tweede keer bij de leerlingen langs, een week later, en nu mag Thomas ook echt voelen. Jezus zegt: ‘Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ Of: ‘Zalig zij die niet zien en toch geloven.’
‘Zalig zij die niet zien en toch geloven.’
Rust vinden in onzekerheid
Als ik denk aan de vragen van Thomas, denk ik: is er rust te vinden in de onzekerheid van het niet-zien, het niet-weten? Of is die juist pas te vinden in de zekerheid? Misschien dat velen dat idee wel hebben. En op heel veel vlakken kan dat ook waar zijn. Zekerheid van werk geeft velen van ons een gevoel van rust. Rust om te genieten, van je vrije tijd, van je werk zelf. Zekerheid in een relatie geeft misschien ook een gevoel van rust. Een rust waarin je niet tot stilstand moet komen, niet het gevoel moet krijgen dat alles vanzelfsprekend is, maar een gelukzalig gevoel van vertrouwdheid, van liefde die dieper gaat dan een verliefdheid, van een samen.
Geloof en (on)zekerheid
Zekerheid van geloven? Kan dat een zelfde rust geven? In zeker opzicht wel. Als je zeker weet dàt je gelooft, kan dat rust geven, een vertrouwen, een horen-bij. Maar een zekerheid in wàt je gelooft? Veel mensen zullen dat rustig vinden; precies zo zit het met God, precies zo grijpt God in in mijn leven, als ik zo leef, zal God me dit zo belonen. Een heerlijk overzichtelijk en duidelijk geloof. Totdat het geloven op de proef wordt gesteld. Als de zekerheid van het geloof je geen houvast geeft in je leven. Een ziekte, een ongeluk. Iets dat je eigen leven overhoop haalt of dat van je geliefden. Hoe kan dat nu? Wat heb ik fout gedaan? Waarom doet God dit? Weg is de rust van de zekerheid.
Ik zie geloven meer als iets van zoeken, van twijfelen, van loslaten en weer terugvinden. Mijn rust vind ik in de zekerheid van de daad van geloven, niet van weten hoe alles precies in elkaar zit. Ik mag geloven, ik mag mijn zorgen bij God neerleggen, ik mag erop vertrouwen dat ik niet alleen ben, zelfs als ik me alleen voel. Ik mág Gods handen ervaren in de handen van de mensen om mij heen. Ik mág Gods liefde ervaren in de aandacht van vrienden, van collega’s, van geloofsgenoten, tochtgenoten. En ik mág erop vertrouwen dat zij er ook zullen zijn, dat God er ook zal zijn, als het moeilijk is in mijn leven.
Als ik als geestelijk verzorger in het ziekenhuis aanwezig mag zijn bij families die afscheid moeten nemen van een geliefde, dan is het dat vertrouwen dat ik mensen meegeef. Dan is dat de ruimte die ik open, een ruimte waarin mensen zich gedragen mogen weten, ook al hebben zij al lang geleden afscheid genomen van de kerk. Samen staan rondom een geliefde kan een gevoel van verbondenheid geven, een rust, een acceptatie van het feit dat het afscheid nabij is, ook al maakt dat het verdriet niet minder.
Geloven als opdracht
Zalig zij die niet zien en toch geloven. Daarin ligt ook een opdracht voor ons. Zoals ook al de eerste christengemeenschappen, vervolgd vanwege hun geloof in Jezus, Jezus zelf niet hadden gezien. Paus Gregorius de Grote zei – eind zesde eeuw – in een preek: “Het ongeloof van de apostel Thomas is voor ons van groter nut dan het geloof van de andere apostelen.” Die eerste christengemeenschappen moesten net als wij nu genoegen nemen met de verhalen, en het geloof dat in ons opkomt vanwege die verhalen. In het vertrouwen dat – ook al kunnen wij Jezus zelf niet zien – Hij ons wel ziet. En ook al kunnen wij zijn wonden niet aanraken, dat wij zelf worden aangeraakt door God, door Jezus, en door de Heilige Geest. Om in alle vrijheid te twijfelen, te zoeken, te dragen, te leven. Zonder de schijnrust van zeker weten, maar met de hoop gezien te worden, het vertrouwen en geloof gedragen te worden, en met de liefde in ons hart.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!