Vertrouwen

Overweging door Ineke Lamers op zondag 23 juni 2024

Bij: Job 30, 15-26, 38, 1 en Marcus 4, 35-41

 

Klacht op klacht uit Job richting de ENE. En geef hem eens ongelijk: hij heeft alles verloren van de ene op de andere dag, behalve het gekwetste lijf én zijn naamloze vrouw. Zijn drie zogenaamde vrienden hebben vergeefs geprobeerd hem ervan te overtuigen dat zijn lijden een straf is voor begane zonden. Geef hem eens ongelijk dat hij nu rechtstreeks bij de ENE zijn beklag doet: ‘Waar heb ik mijn lijden aan verdiend? Heb ik niet gehuild om wie in nood verkeerde? Had ik geen medelijden met de behoeftige?’

Misschien kennen of herkennen we dit wel: ‘Altijd zo goed mijn best gedaan en nu dit.’ Of: ‘Heb ik niet al genoeg meegemaakt? Waarom ook nog dit?’ In mijn werk als geestelijk verzorger hoor ik dit vaak genoeg en vooral bij ouderen, mensen van onze gemiddelde leeftijd dus. Psychische problemen, van welke aard dan ook, met welke oorzaak of aanleiding dan ook, worden vaak ervaren als een straf, als onrechtvaardig. In mijn ervaring heeft die ervaring weinig of niets te maken met of je een religieus mens bent. Het lijkt wel alsof iets in ons bij lijden zoekt naar een herstel van evenwicht. Hoewel Job klaar is met de drie vrienden die hem willen overtuigen van de gedachte dat hij terecht bestraft wordt, ervaart hij het als oneerlijk, als onrecht, als een straf zonder overtreding, dat hij zo lijden moet terwijl hij geleefd heeft als een goed mens.

En dan horen we, in hoofdstuk 38 vers 1: ‘Toen antwoordde de ENE Job vanuit een storm’. Dat de ENE vanuit een storm spreekt, duidt op grootsheid, macht, ondoorgrondelijke wijsheid en op doodsangst, onbegrip, kleinheid bij wie in die storm beland is.

In de steek gelaten…

Geef ze eens ongelijk, die leerlingen die roepen in de storm: ‘Laat jij ons zomaar ten onder gaan in de dood? Word wakker!’ Want: het is één ding om naar Jezus te luisteren terwijl hij een grote menigte toespreekt en in parabels iets probeert te vertellen over het koninkrijk van God. Je bent aan de goede kant, de veilige kant, de bekende en Joodse kant van het meer, op vaste grond of dicht erbij.

Het is iets heel anders om in het donker van wal te steken naar de overkant van dat grote meer, naar het land van de Gerasenen, heidenen. Een storm steekt op, de mogelijke ondergang meldt zich. De leerlingen ervaren levensgevaar terwijl Jezus slaapt. Zij voelen zich in de steek gelaten, misschien is dat soms nog erger dan dreigende dood. In de chaos wordt hij wakker, komt hij tot leven, brengt hij wind en water tot rust. Jezus verwijt de leerlingen hun gebrek aan moed, hun gebrek aan geloof, dus aan vertrouwen. En zij worden bevangen door grote schrik.

Het is een Paasverhaal en misschien al een vooruitblik op leven zonder Jezus, met een opdracht om zijn boodschap en zijn leven de wereld in te dragen. Chaos, doodsangst: ze tasten het vertrouwen van de leerlingen aan. Ze willen ervan weg, maar ze kunnen niet vluchten. Jezus ondergaat de dreiging, hij weet zich te gedragen, slaapt, is als dood. Door de leerlingen laat hij zich wekken, niet door de storm. En hoewel hij hen ongeloof verwijt, schept hij toch rust. Hij laat hier zien wat zijn naam betekent: ‘de ENE redt’.

God die redt?

Onze lezing eindigt met verbijstering, huiver, vragen. En dat zie je ook terug aan het eind van het Marcusevangelie, waar de vrouwen die het graf bezoeken en daarmee eerste getuigen van de opstanding zijn, dit ongelooflijke niet kunnen vatten, wegvluchten en zwijgen. Het is te groots. Wie is toch deze mens, wie is toch die God die redt? Daar vind ik geen woorden voor.

Woorden komen er wel wanneer ik bedenk: waarvan moeten wij gered worden? Misschien van zelfgenoegzaamheid, van statusgevoeligheid, van ‘voor wat hoort wat’? Van onszelf zo belangrijk vinden? Of misschien moeten we gered worden van de verwachting dat we uiteindelijk toch wel in de steek gelaten zullen worden, dat de dood in al haar gedaanten toch wel het laatste woord zal hebben, dat we het goede toch niet volhouden?

Vertrouwen in nieuw leven

Waarop mogen we vertrouwen in een wereld waarin dood een realiteit is? Het onvermijdelijke einde van ons aardse bestaan is er maar één vorm van. En: er is ook doodsheid terwijl ons lichaam nog leeft, als grond waarop niks groeien wil of kan. Wanhoop en woede en angst die verstikken en blokkeren: dat is doodsheid. Lijden dat leven onmogelijk lijkt te maken, is doodsheid. Schuld en spijt en schaamte en verdriet waardoor het leven niet meer kan groeien en bloeien: dat is ook doodsheid.

Maar lijden, wanhoop, woede, verdriet, angst, schuld, spijt, schaamte, pijn, het besef van de dood: ze leiden niet noodzakelijk naar doodsheid. Ze kúnnen ook mogelijkheden bieden tot groei, ontwikkeling, nieuw leven, door de pijn heen, zelfs met verval en dood voor ogen. Vertrouwen is daar de basis van. Sommigen van ons hebben dat met de paplepel ingegeven gekregen, anderen moeten er elke dag voor knokken.

Misschien is onze redding ook wel dat de ENE ons dat vertrouwen in nieuw leven schenken wil, dat de ENE ons oproept om bij elkaar dat vertrouwen aan te wakkeren, dat de ENE ons oproept elkaar te behoeden en niet alleen te laten in de doodsheid. Én we mogen weten dat haar handen ons opvangen wanneer wij mensen los moeten laten. Zo kunnen wij leven, ook dan zullen wij leven!

Amen

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *