Woorden die werken

Overweging door Kees de Groot op zondag 15 september 2024

Bij: Jesaja 45, 20-25 en Marcus 9, 14-29

 

Opeens was in de Verenigde Staten het woord dat de omslag inluidde daar: weird, oftewel ‘raar’. De tweede man vanuit de Democratische partij voor de presidentsverkiezingen sprak over de tegenkandidaten als ‘raar’. Ze verbieden doodgewone kinderboeken die zogenaamd homoseksualiteit zouden propageren en verlagen de belastingen voor de rijken omdat daardoor de armen het beter zouden krijgen. Bizar. These guys are just weird. De term werd massaal overgenomen en de stemming veranderde. Door één woord. Dat – én de gulle lach van misdaadbestrijder Kamela Harris.

Raar toch. Hoe een woord iets kan bewerkstelligen. Eén woord en er is weer hoop. (Je zou wensen dat er nu in Nederland ook zo’n woord wordt gevonden.)

In Deuterojesaja, het tweede deel van het boek genaamd naar de profeet Jesaja, waaruit we lazen, wordt het heil ook verwacht van een politicus, namelijk van de Perzische koning Cyrus. Het is God zelf, zo lezen we daar, die hem heeft aangesteld om de ballingen uit Babylon te bevrijden en gerechtigheid te brengen over het land. De schepper van hemel en aarde geeft hem zijn macht en doet de goden van hout en gesteente voor schut staan. Die lui die rondgaan met hun beelden van hout: die gasten zijn gewoon raar. Die verwachten heil van modellen die ze zelf gebouwd hebben. Die gaan – om met paus Franciscus te spreken – uit van ideeën, niet van de werkelijkheid: dat God ons draagt, niet wij Hem.

Werkzame woorden?

Huub Oosterhuis dichtte een lied op Jesaja 45, 18-23 waarin hij uitlicht dat de ware, enige God beschikt over woorden die werken. Aan de woorden van Jesaja, maar in dezelfde geest, voegt hij aan het slot toe: ‘Licht – en zie: licht’.

Die de aarde boetseerde

Die de aarde boetseerde, grondvestte, vasthoudt,
die haar niet geschapen heeft als een chaos,
maar opdat zij ingericht en bewoond wordt –
die niet heeft gesproken in het geheim,
niet gezegd heeft `zoek mij maar in de leegte’,
maar `hier ben Ik, woon hier onder mijn woord’.
Hij zegt: God? Ik God, Ik zal, en geen ander.
Ik spreek recht, trouw, waarheid, woorden die werken:
Licht, en zie: licht! Water! – dorst naar dat water.

Huub Oosterhuis

Als God zegt ‘Licht’, dan is er licht. Een taalhandeling van het zuiverste water. Waren de woorden van Cyrus net zo werkzaam? Zijn wetten – de wetten van Meden en Perzen – staan goed te boek, maar een eeuwigdurend rijk van vrede en gerechtigheid is er niet gevolgd. De hoop die hij wekte heeft zelf wél eeuwigheidswaarde: we lezen er op de dag vandaag nog over en kunnen er ons door laten bezielen. Geloof, hoop, en ook liefde hebben een bijzondere dimensie: wie gelooft, hoopt, of liefheeft, put uit een stroom die voortgaat. Het zijn deugden die boven het individu uitstijgen maar je mag ze wel even vasthouden.

De Democratische presidentskandidate zal vast ook wel teleurstellen, mocht ze de verkiezingen winnen, en genoemde paus Franciscus meent dat er ook op háár program veel valt af te dingen, maar ik vraag me af: onder welke omstandigheden werken haar woorden, werken woorden überhaupt, wél – en werken ze niet? Hoe kun je iets met woorden doen?

Werkzaam geloof

In het evangelie volgens Marcus lezen we dat de leerlingen het niet voor elkaar kregen om iets met woorden te doen: een geest bij een jongen uitdrijven. De vader zoekt het hogerop, bij de Meester zelf.

We moeten dit verhaal niet met moderne, historiserende, ogen gaan lezen als een ziektegeschiedenis: dan rest een jongen met een epileptische aanval, waar diverse mensen zich mee bemoeien – ‘Ga weg, Geest!’ wordt er geroepen – tot de aanval over is, zoals elke aanval ooit ophoudt. Einde verhaal. Nee, laten we het verhaal serieus nemen als verhaal. Het is fascinerend.

33 jaar geleden verbaasde ik me al over dit verhaal. In de dertiende stelling bij mijn proefschrift drukte ik mijn verwondering uit in de parmantige stijl die bij het genre hoort: ‘Volgens de evangelist Marcus vergde genezing van het type bezetenheid waaraan de jongen in 9: 14-26 lijdt een bepaalde, waarschijnlijk langdurige aanpak (gebed en – volgens een groot aantal handschriften – vasten), maar beschikte Jezus over een kortdurend directief alternatief.’

Immers: na een kort gesprek met de vader drijft Jezus de geest met één zin uit, maar wanneer leerlingen na afloop vragen waarom dat hen niet lukte, zegt hij dat bij dit soort bezetenheid alleen gebed werkt – een methode die hij dus zelf niet heeft toegepast! Helemaal begrijpen doe ik deze slotzin niet, maar hij komt op me over als een geruststelling, een aai over de bol: jullie konden er op dat moment ook niks aan doen. Geen zorgen.

Wat leren we over de wijze waarop er hier met woorden wordt gehandeld? Ten eerste constateert Jezus – nogal generaliserend – dat het bij dit volk, ‘dit geslacht/deze generatie’, aan geloof ontbreekt (genea apistos). Daaraan wijt hij de mislukte geestuitdrijving kennelijk in eerste instantie. Ten tweede mondt een kort ziekenbezoekgesprek (‘Hoe lang heeft hij dit al?’) uit in de prachtige belijdenis van de vader: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp!’ En dat is de zaak snel bekeken.

Er is geloof, vertrouwen, nodig willen de woorden van genezing werken. Jezus zegt zelfs: ‘Alles is mogelijk voor wie gelooft’ Het mooie is: daarbij is ook ruimte voor ongeloof. Ja, zegt die vader, ik verlang ernaar dat het waar is het goed komt, maar ik houd er ergens ook rekening mee dat mijn vertrouwen beschaamd zal worden. De vader is ambivalent, hij erkent dat er ook ongeloof in ‘m  zit, maar draagt Jezus als het ware op om dat uit te zuiveren. Waarschijnlijk gebeurt dat metterdaad, want de woorden van Jezus missen hun uitwerking niet. Het woord kan zijn bevrijdende werking hebben. De jongen keert terug in het land der levenden.

Woon hier onder mijn woord

Terug naar de eeuwigheidswaarde van de hoop. Het is, zo wordt gezegd, een morele plicht om te hopen. Wie hoopt, zal meewerken aan de verwezenlijking van die hoop. ‘Woon hier onder mijn woord’ herdicht Oosterhuis de woorden van Deuterojesaja. Dat wil zeggen: vertrouw je toe aan dat Woord, leef onder de invloedssfeer van het Woord, van de Wijsheid die was vanaf het begin. Laat je erdoor inspireren, handel ernaar.

Hopen is ook realistisch: wanneer je uitsluit dat er verandering ten goede mogelijk is, ontken je dat de toekomst open is. Hopen is in ogenschouw nemen dat we maar een momentopname zien van de stroom die de werkelijkheid is. Wie ziet wat er is in de wereld, en ook de eigen houding tegenover die wereld waarneemt, zal constateren dat er – ook achter ervaringen van wanhoop, woede, verdriet, teleurstelling en zelfs ongeloof – een dorst naar recht, trouw en waarheid zit.
Daarnaar verwijzen de laatste woorden die Oosterhuis toevoegt aan het relaas van Jesaja: ‘Water! – dorst naar dat water’

Zolang er wordt gesnakt naar gerechtigheid, kan dat Woord weerklank vinden.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *