“Sabbat? Waartoe?”

Overweging op 2 juni 2024 door René Munnik

Bij: Deuteronomium 26, 5-11 en Marcus 2,23 – 3,6

 

Eerste lezing: Deuteronomium 26, 5-11
Dan moet u het volgende voor de Ene belijden:`Mijn vader was een zwervende Arameeër. Hij trok naar Egypte en woonde daar als vreemdeling met een handvol mensen, maar ze uitgroeiden tot een zeer groot en machtig volk. De Egyptenaren begonnen ons slecht te behandelen. |Ze onderdrukten ons en dwongen ons tot slavenarbeid. Toen klaagden we de Ene, de God van onze voorouders, onze nood. Hij hoorde ons hulpgeroep en zag ons ellendig slavenbestaan. En de Ene bevrijdde ons uit Egypte, met sterke hand en opgeheven arm, op angstaanjagende wijze, met tekenen en wonderen. Hij bracht ons hierheen en gaf ons dit land, dat overvloeit van melk en honing. Ene, daarom breng ik U de eerste opbrengst van het land dat U me gegeven hebt.’
Biedt de Ene, uw God, zo uw gaven aan en kniel voor hem neer. Daarna mag u, samen met de Levieten en de vreemdelingen die bij u wonen, een feestmaal houden met al het goede dat u en uw familie van hem hebben ontvangen.

Tweede lezing: Marcus 2,23 – 3,6
Eens liep hij op een sabbat tussen de korenvelden en zijn leerlingen gingen de velden in en begonnen aren te plukken. ‘Kijk eens!’ zeiden de Farizeeën tegen hem: ‘Waarom doen ze iets dat op sabbat niet mag?’ Maar hij antwoordde: ‘Hebt u dan nooit gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen gebrek leden en honger hadden? Hij ging het huis van God binnen – Abjatar was toen hogepriester – en at van de toonbroden, waarvan alleen de priesters mogen eten. En hij gaf ze ook aan zijn mannen te eten.’ En hij voegde er aan toe: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat; en dus is de Mensenzoon ook heer en meester over de sabbat.’ Weer ging Hij naar de synagoge. Daar was iemand met een verschrompelde hand. Zij letten op hem om te zien of hij die op sabbat zou genezen, zodat ze hem zouden kunnen aanklagen. Hij zei tegen de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan.’ Aan de anderen vroeg hij: ‘Wat mag men op sabbat doen: goed of kwaad? Een leven redden of het vernietigen?’ Maar ze zwegen. Hij keek hen boos aan, maar ook diepbedroefd vanwege hun hardleersheid, en toen zei hij tegen de man die in het midden stond: ‘Steekt uw hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. De Farizeeën verlieten de synagoge en gingen meteen met de Herodianen overleggen hoe ze hem uit de weg zouden kunnen ruimen.

Met de deur in huis

Een wonderlijk verhaal eigenlijk, uit het tweede hoofdstuk van het evangelie van Marcus. We bevinden ons in het begin van dat boek. Marcus valt met de deur in huis en verhaalt in het eerste anderhalve hoofdstuk over Johannes de Doper, Jezus’ doop en zijn verblijf in de woestijn, de roeping van de leerlingen, Jezus’ verkondiging van de nieuwe leer in de synagoge,  genezingen die hij verrichtte en de zonden die hij vergaf… en over een menigte die hem enthousiast volgde. En van meet af aan is duidelijk dat Jezus van Godswege onder mensen verkeert… En van meet af aan roept dat de vijandschap van de schriftgeleerden en de farizeeën op: waar haalt deze man het lef en de zelfoverschatting vandaan om zichzelf als Messias/de Mensenzoon voor te doen!

‘Waarom vasten jullie niet zoals de leerlingen van Johannes en de Farizeeën?’ vragen de mensen aan Jezus (Mc. 2, 18). Het antwoord van Jezus: ‘Bruiloftsgasten vasten toch niet zolang ze de bruidegom bij zich hebben?’ (vs. 19). En de stilzwijgende veronderstelling van dat antwoord: er is nu een bruiloft aan de gang: een bruiloft van de Ene met de mensen, en ik, Jezus, ben de bruidegom. Toe maar…

Dat was allemaal al duidelijk vóór het evangelie van vandaag begon, inclusief de afkeer en de vijandschap van de schriftgeleerden en de farizeeën. En deels is hun afkeer begrijpelijk, want: waar haalt een gewoon mens de pretentie vandaan om zichzelf als Godsgezant voor te doen! Wij zouden ons daar ook niet snel voor gewonnen geven. Maar… er zit ook een luchtje aan die kritiek van de farizeeën – die is namelijk óók ingegeven door de nijd en de afgunst van een religieuze en maatschappelijke elite, wanneer die moet aanzien dat een jongeman met een nieuw verhaal het volk massaal aan zich weet te binden. Vanaf dat moment gaan ze spijkers op laag water zoeken om hem zwart te maken en te beschuldigen. En dat is wat er aan de hand is in de lezing van vandaag.

Nogmaals een botsing

Jezus liep op een sabbat met zijn leerlingen door de korenvelden, en ‘zijn leerlingen gingen de velden in en begonnen aren te plukken’ (Mc. 2, 23). Eigenlijk staat er in de grondtekst: ‘onder het wandelen plukten ze in het voorbijgaan wat aren’. Het gaat om een pietluttige, niksige gebeurtenis… zoals je tijdens een herfstwandeling met wat vrienden in een bos, onder het gesprek en al lopend wat beukennootjes opraapt en pelt. Het verhaal legt de nadruk op de betekenisloosheid van dat hele gebeuren. Maar… de farizeeën (met hun woke-mentaliteit) steken meteen hun belerend vingertje op: ‘Waarom doen jullie wat eigenlijk niet mag, het sabbatsgebod overtreden’ (namelijk oogsten op de sabbat, dat mag niet). Tja… het is maar wat je ‘oogsten’ noemt. En Jezus’ antwoord daarop is dan ook wel èrg zwaar aangezet. Hij wijst op David die óók een gebod uit de Tora had overtreden door zijn makkers van de toonbroden uit het heiligdom te laten eten omdat ze gebrek leden en honger hadden. Dat is een geval van ‘nood breekt wet’ (broodje van Muskens), waarin trouwens de Joodse wetgeleerden (talmoed) ook voorzien: Als het om levensgevaar of het redden van een mensenleven gaat, dan mag, nee móet je het sabbatsgebod overtreden. Maar daar is in deze lezing helemaal geen sprake, want Jezus en de leerlingen lijden geen gebrek: die wandelen wat en verpozen zich met het pellen van wat korenaren. En daarop laat hij de welbekende woorden volgen: ‘De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat’ en hij voegt de voor farizeeën onverteerbare opmerking toe: ‘… en dus is de Mensenzoon (ben ik) ook heer en meester over de sabbat.’ Er moet iets anders aan de hand zijn in dit verhaal dan enkel de afgunst en muggenzifterij van de farizeeën. Daarvoor moeten we nog eens naar het sabbatsgebod kijken.

De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat.

Binnen het jodendom heeft het onderhouden van sjabbat (sjabbes) een centrale religieuze en maatschappelijke betekenis. God zelf schiep de wereld in zes dagen, maar rustte de zevende dag en zegende die (Gen. 2, 2-3). Het sabbatsgebod is het enige rituele gebod dat deel uitmaakt van de tien woorden (naast ethische zoals ‘gij zult niet doden’ etc.).

Maar wat IS de sabbat?

Het is de verplichting tot rust na zes dagen werk. Het is het gebod om er na zes dagen mee op te houden… ophouden met het noodzakelijke gezwoeg… maar óók ophouden met de creatieve arbeid, zoals de Ene na het scheppingswerk stopte. De sabbat is het gebod om een vrijplaats – één dag van de week – open te houden voor de niet-productiviteit, de niet-noodzakelijkheid… de nutteloosheid van de rust (desnoods de verveling) én voor het feest: de dag waarin al het gedoe ten behoeve (ten nutte van) van het leven, plaats moet maken voor de viering van datgene wat helemaal geen nut heeft: namelijk het leven zelf. En met geen enkel ander doel dan dat: leven.

Vieren van het leven

Dat lijkt ook de pointe te zijn van de eerste lezing van vandaag, waarin Israël het werk van zijn handen aanbiedt in het heiligdom van de Ene en dan wordt uitgenodigd om, zoals er staat: samen met de levieten en de vreemdelingen die bij u wonen een feestmaal te houden met al het goede dat u en uw familie van hem hebben ontvangen. Maar als dat ‘sabbat’ is, dan hebben de farizeeën met hun beschuldigende orthodox-minutieuze fijnslijperij er niets van begrepen; ze onderhouden stipt de wet en wijzen iedereen op het belang ervan, maar vergeten het levensfeest dat het nu juist belangrijk maakt. En Jezus toont zich heer en meester over de sabbat, door op die dag een man met de verschrompelde hand in het midden van de kring te roepen en te zeggen ‘Steek je hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en er kwam weer leven in. Dat er dus weer leven in komt…

En wij? Ik kan deze lezingen niet anders zien dan als een oproep om, hoe simpel het ook klinkt, nooit te vergeten om te leven. Om op tijd op te houden met het o zo belangrijke geredder en het gedoe, met de o zo drukkende zorgen voor morgen. Om dus niet te vergeten om op zijn tijd – de sabbatstijd – hier en nu te verwijlen bij wie we hier en nu zijn, en hier en nu te leven met wat hier en nu beschikbaar is, zoals aren die werden achtergelaten op het veld en die geplukt kunnen worden.

Want, net als die aren, is de Ene bereikbaar…
Net zoals de dauw die de aarde drenkt…
zolang de zon aan de hemel staat.
Zijn naam gaat al rond over de aarde.
Een woord van vrede, van mens tot mens.
Zo zij het.

Amen

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *