Het leven dat is één groot feest
Overweging zondag 27 februari 2022 door Jan Glorius
Bij: Marcus 2,18b-20, Mattheüs 11: 25 – 26, Mattheüs 6: 26 en Johannes 2: 6 – 10
Soms kunnen, mogen en moeten we het leven iets feestelijks geven.
Jezus zegt het zelf:
“Bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten
zolang de bruidegom bij hen is?”
Toen er geen wijn meer was op de bruiloft van Kana veranderde hij zes kruiken water in wijn, want de bruiloft móet gevierd worden, het feest moet doorgaan.
Maar hoe doe je dat? Hoe geef je het leven af en toe iets feestelijks? Hoe kun je van water wijn maken?
Ik ken mensen die dat heel erg goed kunnen! En het is helemaal niet moeilijk.
Het is de Raad van Elf van de Maastappels: de carnavalsvereniging van cliënten van Amarant die ik jarenlang mag begeleiden. Ze hebben allemaal een verstandelijke beperking en ze hebben allemaal heel veel zin in Carnaval!
Ik ga er een paar voorstellen. Hun echte namen mag ik niet noemen vanwege de privacy, maar hun verhalen zijn authentiek.
Eric
Een van deze mensen, ik noem hem maar Eric, wordt nooit boos. Wat er ook gebeurt, hij blijft vriendelijk. Niet dat hij over zich heen laat lopen:
hij komt juist goed voor zichzelf op. Als er bijvoorbeeld iemand voordringt aan de bar zegt hij: “Hee, waarom doe je dat? Ik was toch eerst?
Ik vind het niet eerlijk dat jij voorgaat!”
Of als iemand hem in de garderobe een duw geeft of op zijn teen gaat staan, zegt hij: “Had je me soms niet gezien? Je moet beter uitkijken, ik vind het niet fijn wat je doet.”
Door steeds een vraag te stellen laat hij de ander in zijn of haar waarde. En daarmee blijft een conflict uit.
Je boosheid omzetten in verbazing. De ander in zijn of haar waarde laten, juist op momenten dat er een conflict dreigt: zo kun je van water wijn maken!
Ad
Een van de mensen op de afbeelding is Ad. Hij heeft de tijd: zijn eigen tijd. Over één pilsje aan de bar doet hij met gemak wel anderhalf uur. Alcoholvrij bier natuurlijk,
want omdat niet iedereen van onze Raad van Elf alcohol mag drinken, spreken we af dat niemand van ons alcohol drinkt.
Ad gaat aan de bar staan met een pilsje in zijn hand. En als hij een personeelslid ziet die nu of die ooit lang geleden met hem werkte op woning of op zijn werk,
dan heft hij zijn glas: “Hee, Marieke, hee Joop! Carnaval hè? Proost!”
Hij onthoudt al hun namen en hij proost met iedereen die hij ooit heeft leren kennen. Iedereen is blij verrast: Ad kent me nog, na al die jaren.
Zo verandert Ad water in wijn, of liever: een alcoholvrij biertje in een glas champagne.
Piet
En dan is er nog Piet, die het hele jaar door als ik hem tegenkom zegt: “Volgend jaar zit ik er weer in! Dan doe ik weer mee!” Ook als Raad van Elf de eerste keer bij elkaar is blijft hij het herhalen: “Volgend jaar doe ik weer mee!” Het feest zélf is kennelijk helemaal niet belangrijk! Het verlangen naar het feest, daar gaat het om.
Altijd kunnen uitkijken naar iets moois dat komt, dat is levenskunst.
Joost
Elf is een rekbaar begrip als het om onze Raad van Elf gaat. We willen zoveel mogelijk mensen mee laten doen. Dus hebben we een Prins, een adjudant en elf raadsleden. En desnoods verkleden we iemand als hofdame, nar of veldwachter.
Een aantal jaren geleden waren we al met vijftien en toch wilde ook Joost nog meedoen. Ik stond al op het punt om te zeggen dat hij een jaar moest wachten,
toen mijn collega zei: “Jij wordt onze vlaggendrager!” Joost kreeg een bodywarmer aan en een vlaggenstok met de vlag van de Maastappels in zijn hand. En sindsdien wil hij iedere Carnaval de vlaggendrager zijn: hij wil niet meer anders!
Als het toeval, het noodlot, of gewoon de omstandigheden in je leven je een taak of rol aanbieden waar je niet om gevraagd hebt, en het je toch lukt om die taak met overtuiging, vasthoudendheid en trots te vervullen, dan maak je van je leven iets feestelijks.
Bernadette
Bernadette is iets kleiner dan ik en woog 126 kilo. Morbide obesitas! Ofwel, levensgevaarlijk dik. Gelukkig was ze zelf gemotiveerd genoeg om af te gaan vallen.
Ze hield zich goed aan haar dieet, óók met Carnaval. Samen met haar begeleidster hadden we tevoren caloriearme alternatieven bedacht voor alle traktaties
en ze nam haar eigen gezonde lunch mee.
Maar toen ze met haar Tupperware-bakje vol sla aan de lunch zat en er voor de anderen een grote schaal met worstenbroodjes op tafel kwam, keek ze me diep ongelukkig aan: “Dit is wel héél moeilijk voor mij!”
Ik stelde voor om even apart aan een tafeltje te gaan zitten. En ondertussen mocht ze mij vertellen hoe lekker haar salade smaakte.
Dat vond ze een goed idee!
“Dit is geen gewone sla hoor Jan, maar uit IJsbergen! En ik heb van die kleine tomaatjes, die zijn veel lekkerder dan die grote.
Er zit paprika in en komkommer. En mijn begeleidster heeft vanmorgen ook een blikje mais opengemaakt. Ze heeft er een lepel van in mijn bakje gedaan
en ze zei dat het confetti was!
“Oh,” zei ik, “dus je eet nu Carnavalssalade!?”
Toen haar bakje leeg was ging ze weer bij de anderen zitten en zei:
“Ik heb Carnavalssalade op en het was toch lekker!”
Als je het durft om eerlijk te zeggen dat je het moeilijk hebt, dan is er altijd wel iemand in de buurt die je even een zetje in de rug geeft.
Dan wordt water wijn en juist op de moeilijke momenten in je leven krijgt het feest een kans!
Marlies
Marlies staat niet op de foto. Ze zou dolgraag in de Raad willen en liefst Prinses Carnaval worden, maar ze weet dat dat veel te spannend voor haar is,
te druk en te vermoeiend. Het mooiste van Carnaval voor haar is dat ze van tevoren mag helpen. Ze vraagt ieder jaar of ze mee mag helpen de zaal te versieren.
En ze maakt de medailles in orde die de Prins uitreikt. Ze brengt de uitnodigingen voor het feest rond naar de woningen. Ze heeft ontdekt dat zorgen voor elkaar óók een feest is.
Carnaval is het feest van de omkering. De dwaas wordt even de baas en spot met de heersende machthebbers. Ook Jezus ziet de dingen graag omgekeerd:
Wat voor verstandigen verborgen bleef werd geopenbaard aan de eenvoudigen. De laatsten zullen de eersten zijn. Wie groot wil zijn, moet dienaar worden van allen.
Het is de paradox van het Christen zijn.
Zonder het te beseffen gaan de cliënten van Amarant mee in deze paradox.
Juist omdat ze hun ego nauwelijks mee laten tellen, kunnen ze voluit zichzelf zijn.
Juist omdat ze nauwelijks geldingsdrang hebben, krijgen ze veel voor elkaar.
Juist omdat ze zich weten te schikken in hun lot, wordt hun leven draagbaar.
Juist hun kwetsbaarheid en hulpbehoevendheid geeft hen kracht.
Juist omdat ze zichzelf niet belangrijk vinden, maar oog hebben voor de mensen om hen heen worden ze gezien.
Dat is wat wij van hen kunnen leren.
Laten we op die omkering, op die paradox vertrouwen:
Niets zal je verontrusten,
niets zal je bang maken,
Wie God heeft ontbreekt niets,
God alleen is genoeg.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!