Een radicale keuze

Overweging op zondag 4 september 2022 door Arthur van Tongeren

Bij: Deuteronomium 30:15-20 en Lucas 14:25-33

 

Alweer jaren geleden sprak ik een voorganger die zei: ‘Ik denk dat ik er maar mee stop, met vieringen maken en preken, want ik krijg meer en meer het gevoel dat ik mezelf steeds aan het herhalen ben. Dat ik telkens weer hetzelfde sta te vertellen…’ Ik zei hem allereerst het jammer te vinden, omdat ik zijn overwegingen altijd zeer de moeite waard vond. En daarna legde ik hem voor: het kan best waar zijn dat je steeds hetzelfde zegt, maar blijkbaar is het nog nodig, want als ik zo om me heen kijk is dat koninkrijk nog lang niet in zicht.

Kiezen, telkens opnieuw

Dat gevoel van toen, dat idee van telkens weer herhalen, bekroop ook mij toen ik de lezingen van deze zondag de eerste keer las. Ten eerste had ik toevalligerwijs drie jaar geleden dezelfde teksten voor me liggen. Ten tweede klinkt de tekst uit Deuteronomium inmiddels wel heel bekend in de oren: ‘Ik stel u voor de keuze tussen voorspoed en tegenspoed, tussen leven en dood.’ De weg van (of naar) het leven staat voor de weg van de Thora, alle andere wegen lopen uiteindelijk dood. De eerste leidt naar het beloofde land, voorspoed, zegen, al wat God de aartsvaders onder ede beloofd heeft; de andere naar afgoderij, die ten slotte leidt tot de ondergang. We moeten kiezen, dood of leven, zwart of wit, voor- of tegenspoed. Radicaal, een tussenweg is er niet. Het is al vaak gezegd – en zal nog vaak herhaald worden. ‘Deze woorden aan jou opgedragen, hier en heden prent ze in je hart (…) herhaal ze, thuis en onderweg, waar je ook bent…’ zingt het lied niet voor niets.

Dus herhalen we ze, desnoods elke dag opnieuw, tot we ervan doordrongen zijn, ze ons eigen hebben gemaakt, totdat dat koninkrijk ooit waar zal zijn.

Kiezen, zonder voorbehoud

Ook het evangelie van vandaag roept op tot kiezen, in nogal ferme taal. Jezus roept op te breken met al wie en wat je lief is, zelfs met je eigen leven. Zo niet, dan kun je niet zijn leerling zijn… En daarna volgt een tweetal voorbeelden over het bouwen van een toren, en een koning die ten strijde trekt. In eerste instantie vond ik ze nogal cryptisch: wat bedoelt Jezus hier nu mee? Volgens mij komt het in feite neer op ‘bezint eer ge begint.’ Kijk wat het je kost, of je de prijs kunt en wilt betalen, of je de middelen hebt de opdracht tot een goed einde te brengen. Hem volgen is geen vrijblijvend iets. Het levert je veel op om zijn weg te gaan – getuige ook de lezing uit Deuteronomium – maar je moet wel een prijs betalen. Je moet je onthechten, je losmaken van je naaste verwanten, van je eigen leven zelfs, met alles wat daarbij hoort. Jezus op zijn weg volgen komt onherroepelijk op de eerste (en enige) plaats, radicaal, een tussenweg is er niet. Haast ten overvloede voegt Jezus aan het eind zijn gehoor nog toe: ‘wie geen afstand doet van al zijn bezittingen, kan mijn leerling niet zijn.’ Je kunt niet God en de Mammon dienen. Aan jou de keus welke weg je kiest.

Een keuze voor haat???

Tot zover niets aan de hand, maar toch… er wrong iets. En dat had alles te maken met de versie van het evangelie die ik het eerst  las. In de (oude Willibrord-)vertaling die ik thuis heb staan, luidt namelijk Lukas 14 vers 26 niet ‘Wie mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder, etc.’, maar: ‘Als iemand naar mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn.’ (overigens hanteert de herziene Statenvertaling al datzelfde woord: haat). Dat is andere taal! De vertalers van toen haasten zich wel in een voetnoot te melden dat ‘De eis van Christus is, dat men Hem boven alles moet beminnen, zonder dat daarmee de liefde tot vader of moeder veroordeeld zou worden.’ Maar het staat er toch, dat woordje haat.

Online vind ik als betekenis: ‘haat: sterke emotie, die wordt ervaren als een gevoel van afstoting tot iets of iemand, met een neiging tot het kwetsen of vernietigen van het onderwerp.’ Ik vind het nogal wat om dat woord in dit verband te gebruiken. Het is niet voor niets dat ik vroeger mijn kinderen vroeg dat woord maar niet te gebruiken.

Hoe moet je zo’n uitspraak nu relativeren? Dit is bijna een oproep tot radicalisering. Dat hebben we in deze tijd niet echt nodig, lijkt me. Protesten op straat en sociale media, maar ook uitlatingen door sommigen in de Tweede Kamer (toch het hart van onze democratie) bewijzen in dezen mijn gelijk in voldoende mate, denk ik. Radicalisering lost niets op, integendeel het is onderdeel van de problemen.

Dus de vraag waar ik mee bleef zitten was deze: mensen tegenover elkaar, is dat wat Jezus vraagt aan wie hem volgen wil? Dat strookt totaal niet met het vredelievende beeld van God en Jezus dat meestal verkondigd wordt. En ook niet van de kerk waar ik bij wil horen.

Kiezen voor gematigdheid

In de digitale nieuwsbrief van het Duiste periodiek Christ in der Gegenwart (vrij vertaald: Christen (zijn) in deze tijd) stond een artikeltje rond een soortgelijke vraag. De 33-jarige Duitse theoloog en journalist Moritz Findeisen, schreef een bijdrage met als kop ‘Wat de volkskerken aan het verliezen zijn: een lofzang op de gematigden’. Die volkskerken waren lange tijd in staat een brede groep mensen aan zich te binden, maar nu brokkelt de structuur af. Hij citeert uit een preek waarin gesteld wordt dat de crisis van de kerk veel minder erg zou zijn als mensen maar overtuigender geloofden. ‘Beschikking en vurige belijdenis is dat de oplossing?’,  vraagt hij zich af.

Even verderop schrijft hij: ‘In het licht van een wereld vol tegenstellingen is de verleiding groot om zich te profileren. Te sterke overtuigingen hebben echter de neiging de meerderheid af te stoten – zie het voorbeeld van partijen die naar rechts neigen en van evangelische groeperingen (…). De tegenhanger van de gematigde is niet de gelovige, maar de fanaat, de extremist. En moderne samenlevingen hebben goede redenen om hen met achterdocht en afwijzing te behandelen.’

En verder: ‘De gematigde daarentegen heeft ten onrechte een slecht imago: wie wast zijn handen nu graag met ijskoud of kokend heet water? Gematigdheid was ooit een van de vier hoofddeugden: met mate worden de onaangename uitersten gecombineerd en worden ze beheersbaar. (…) Het zijn juist de gematigden die er in hun leven in slagen geloof en dagelijks leven te combineren – omdat deze niet als tegengestelden verschijnen, maar elkaar juist doordesemen. Met elke gematigde persoon die de geloofsgemeenschap verlaat, verliest deze een onvervangbare schakel naar de wereld. De redenen om weg te gaan zijn velerlei. Afgezien van de voor de hand liggende, is er ook het feit dat de kerk te warm is in haar morele eisen en te koud in haar omgang met mensen. Omdat het voor de gematigden ondraaglijk wordt, keren zij zich ervan af.’

Radicaal kiezen zonder radicaal te worden

Dus: laten we radicaal kiezen voor een leven in het spoor van Jezus, op de weg van Liefde die zijn en onze God gewezen heeft. Maar zonder te radicaliseren en ons af te keren van wie anders denkt of doet. Want dan liggen al te snel die haatgevoelens op de loer. It’s a thin line between love and hate, zongen The Pretenders al. Laten we aan de goede kant van die lijn blijven als het kan. Dan wordt het misschien ooit nog eens iets met dat koninkrijk van God.

Moge het zo zijn.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *