Geroepen voor mensen

Overweging op 22 januari 2023 door Miranda Vroon-van Vugt

Bij: Jesaja 49,1-7 en Matteüs 4,12-22

 

Waar mag of moet de Messias vandaan komen? Uit Bethlehem in Juda? Uit Nazareth in Galilea? Later zal blijken dat het volk in Judea het maar verdacht vindt dat Jezus uit Galilea afkomstig is. Wanneer Jezus zijn intocht houdt in Jeruzalem, gezeten op een ezelsveulen, vragen de mensen wie dat is. Het antwoord uit de menigte luidt: ‘Dat is Jezus, de profeet uit Nazareth in Galilea!’ Het klinkt alsof Jezus uit een vreemd gebied afkomstig is. En dat is voor een stuk ook zo, want het gebied van Galilea heeft een woelige geschiedenis gekend, en is vaak bewoond door mensen die niet bij Israël hoorden. In het Johannesevangelie horen we Natanaël vragen: ‘Kan er uit Nazareth iets goeds komen?’ En in datzelfde evangelie horen we tot tweemaal toe beweren dat de Messias niet uit Galilea afkomstig kan zijn.

Messias in randgebied

De eerste lezing en de evangelielezing van deze zondag zetten wat dat betreft de puntjes op de i. Eerst krijgen we een profetie te horen waarin Jesaja duidelijk laat horen dat het licht dat beloofd is aan Israël voor alle volken zal schijnen. En alle stammen van Israël zullen weer verzameld worden. Galilea is zo’n gebied dat een randgebied was geworden. Volken hadden zich vermengd. Het oude Noordrijk was onder de voet gelopen door de Assyriërs. Maar juist daar, in Galilea van de heidenen, zoals Matteüs het elders noemt, zal zichtbaar worden dat het licht van God zich uitspreidt over de hele wereld. De dienaar zelf zal het licht zijn. Hij zal veracht worden door vreemde heersers, maar uiteindelijk geëerd worden door koningen en vorsten.

Voor Matteüs wordt die belofte vervuld in het optreden van Jezus. Want het is inderdaad in Galilea dat Jezus als weldoener rond zal gaan. Het evangelie vertelt over het begin van het openbaar leven van Jezus. Het lijkt daarbij merkwaardig dat Hij daarvoor niet in Jeruzalem blijft, maar naar Galilea trekt. Is dat misschien om niet hetzelfde lot te moeten ondergaan als Johannes de Doper? Die is in de gevangenis beland omdat hij kritiek had geuit op koning Herodes, omdat die zijn vrouw had verstoten om een relatie aan te gaan met zijn stief-schoonzus. Het gaat er altijd ingewikkeld aan toe in die koningshuizen. Die kritiek kost Johannes zelfs zijn leven. Maar dat is niet de reden waarom Jezus uit Jeruzalem wegtrekt. Hij heeft immers geen angst voor de dood. Dat blijkt overduidelijk wanneer Hij later helemaal geen verzet pleegt tegen zijn kruisiging en zijn dood.

Hij verlaat Jeruzalem omdat die stad het politieke en religieuze centrum van Israël is. En het is niet voor zulke machthebbers dat God in zijn persoon als mens onder de mensen is gekomen, maar voor eenvoudige mensen, en voor armen, zieken, machtelozen. Dat was al duidelijk bij Jezus’ geboorte: die vond niet plaats in een rijk en machtig paleis in een stad, maar in een stal, en ze werd niet meegedeeld aan de rijke en machtige elite, maar aan herders op het veld, mensen aan de rand van de samenleving.

Het is in zo’n rand dat Jezus zich nu vestigt, namelijk in het grensgebied Galilea. In dat land en aan dat volk verkondigt Jezus zijn Blijde Boodschap: ‘Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij’, zegt Hij. In dat Rijk geeft iedereen ruimte aan het Woord van God en is ook iedereen welkom: arm en rijk, zwak en sterk, ziek en gezond, zondaar en verdwaalde. En dat Rijk heeft ook niets te maken met materiële rijkdom, succes en machtsvertoon, maar alles met liefde, vrede en vreugde. Een Rijk waar het volk niet langer dwaalt in de duisternis van het egoïsme en het eigenbelang.

Vissers van mensen

De eerste leerlingen die geroepen worden, zijn eveneens randfiguren. Het zijn doodgewone vissers, in de ogen van de geleerden ‘ongeletterde mensen’. Maar wat nietig was, wordt door GOD juist uitverkoren. Jezus trekt rond en spreekt over het Koninkrijk van de Hemel. De vissers horen Hem en voelen zich sterk door Hem aangetrokken. Jezus roept hen, en belooft: ‘Ik zal u vissers van mensen maken’. Maar om zulke vissers te kunnen worden, moeten ze zich bekeren, en dat houdt in dat ze zich afkeren van eigenbelang en alleen maar aandacht voor zichzelf. Die aandacht moet voortaan uitgaan naar hun medemensen. Naar de zorgen, de angsten, de vragen van hun medemensen. Alleen als ze dat opbrengen, kunnen ze Jezus volgen en zijn ze vissers van mensen. Want dat betekent het vissen naar mensen. Het is niet hengelen om zieltjes te winnen, het is je richten op de ander, zijn of haar noden, en daar je voor inzetten.

Ook aan ons vraagt Jezus dat we onze grenzen verleggen. De grenzen die ons tegenhouden om vissers van mensen te worden. Alleen als we die grenzen verleggen zullen we inzien dat geloven een doe-woord is dat zich uit in liefde voor God en voor onze medemensen, voor mensen in nood, voor armen, zieken, mensen zonder toekomst. In heden en verleden zijn er veel mensen geweest die zich op precies deze manier geroepen hebben gevoeld om zich in te zetten voor anderen in Jezus’ naam. Vanuit vele ordes en congregaties, vanuit vele kerkelijke werken van diaconie en charitas hebben christenen zich in navolging van Jezus geroepen gevoeld om hun eigenbelang ondergeschikt te maken aan dat van anderen. En hoewel ik van mening ben dat je ook goed voor jezelf mag zorgen naast de zorg om de naaste, zijn het juist deze goede werken – samen met de goede werken van niet-christenen natuurlijk – die de wereld een stukje lichter hebben gemaakt.

Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken. Mogen we ons in die oproep uitgenodigd weten om licht voor elkaar te zijn. Amen.

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *