Hosanna!

Overweging op 2 april 2023 door Arthur van Tongeren

Bij: Matteüs 21, 1-11 en Matteüs 26 en 27

 

Het blijft een bijzonder verhaal, dat van Jezus’ intocht in Jeruzalem. We zouden het misschien kunnen vergelijken met de wijze waarop tegenwoordig een gevierde atleet, artiest of politicus wordt binnengehaald – althans zo klinkt het. Zijn faam is hem voouit gesneld, velen zullen de verhalen die rondgaan over genezingen, disputen met Farizeeën en schriftgeleerden, ja zelfs een opwekking uit de dood hebben gehoord. En nu wordt hij, vergezeld door een groep leerlingen en volgelingen, groots onthaald door ‘een menigte’ mensen die hun mantels – en ook twijgen uit de bomen – uitspreiden op de weg waarover Jezus de stad binnengaat. En dat alles onder het uitroepen van ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend die komt in de Naam van de Heer!’

Deze tekst is ondubbelzinnig te verstaan: hier wordt de nieuwe koning ingehaald. De Messias is gekomen! Het volk, zijn aanhang, heeft hoge verwachtingen van wat komen gaat: een nieuwe koning van Israël, verlossing van het juk der Romeinen.

Van verlosser naar veroordeelde

Wat zo mooi lijkt, slaat echter binnen een week om in het tegendeel. Zijn vrienden en volgelingen verraden hem en laten hem in de steek. En het volk dat Jezus zo hartstochtelijk verwelkomde bij zijn aankomst, eist nu even hartstochtelijk zijn smadelijke en eerloze dood. Aan deze beelden blijf ik haken, moet ik bekennen. Het kan toch niet waar zijn, zo’n omslag binnen een week? Als we beter lezen lijkt dat ook niet te kloppen… De mensen die hem onthalen, dragen hem op handen, zien hem als verlosser. Degenen die de touwtjes in handen hebben en het volk onderdrukken daarentegen, zien het gevaar dat van zijn populariteit uitgaat: zij kunnen zijn bloed wel drinken. Die machten spannen tegen hem samen en beslechten ten slotte Jezus’ lot, door ophitsing van de menigte, al dan niet onder bedreiging van geweld. Dat zijn leerlingen bij Jezus’ nachtelijke arrestatie – als het gevaar te groot wordt en de angst hen aangrijpt – op de vlucht slaan, is maar al te menselijk. Meer moeite heb ik dan weer met het zogenoemde verraad door Judas. Wat voor reden heeft hij voor zijn vermeende daad? En is het niet al te makkelijk de schuld enkel in zijn schoenen te schuiven? Laten we dit idee eens een keer loslaten, zou ik zeggen. De combinatie van Judas’ kus en verraad door het Joodse volk, heeft immers geleid tot rechtvaardiging van antisemitisme, geweld tegen de Joodse gemeenschap en uiteindelijk zelfs de Shoah: de vernietiging van zes miljoen keer één mens. Hebben misschien niet andere, onafwendbare krachten het onheil van Jezus bewerkstelligd?

Bewuste keuze?

Zo kom ik uit bij een vraag waar ik mee bleef zitten. Wat bezielde Jezus om, gezien zijn conflicten met de machthebbers van die tijd, op te trekken naar Jeruzalem? Daar is het brandpunt van alle macht – of zelfs: machten. Romeinse en Joodse overheid, alsmede de religieuze leiders zetelen daar. Wie zich in dit hol van de leeuw waagt, weet toch dat dit letterlijk levensgevaarlijk is? Bovendien ziet zijn aanhang hem als koning (in welke betekenis van het woord dan ook) wat nog een extra risico betekent. Was Jezus zich hiervan niet bewust? Dat lijkt me toch onvoorstelbaar. Maar ondanks alles gaat hij toch naar Jeruzalem. Wat drijft hem dan? Overmoed? Het idee dat de grote schare aanhangers hem zal beschermen tegen extreem geweld? Of een letterlijk heilig geloof in wat zijn missie is geworden… Hoop tegen beter weten in misschien.

Alle verwijzingen naar vervulling van de Schrift zijn leuk, maar vooral te bezien als een construct van de schrijvers van de evangelieën, waarbij het Eerste Testament overigens weinig recht wordt gedaan. Zou de mens Jezus zelf zo hebben gedacht? Ik kan het me niet voorstellen. Wel moet hij het gevoel, de diepe overtuiging hebben gehad zijn missie te moeten volbrengen tot het eind. In dat licht versta ik ook zijn eenzaam gebed in Gethsemane: ‘Niet wat ik wil, maar wat U wilt.’

You want it darker

En toen hoorde ik op de radio een lied, dat mij de eerste keer dat ik het hoorde – in het destijds nog niet verguisde De wereld draait door – meteen aangreep (u heeft de tekst op het inlegvel misschien al gelezen). Met de lezingen van deze zondag in het hoofd, leek You want it darker opeens nog meer betekenis te krijgen. Hoewel de verschillen tussen een 82-jarige Canadees anno nu, en de 33-jarige Jezus tweeduizend jaar geleden bijna niet groter kunnen zijn, verwoordt Leonard Cohen voor mij in dit lied de gemoedstoestand van Jezus. Naast de verschillen zijn er ook overeenkomsten. Beide mannen zijn van Joodse afkomst en ten diepste religieus. Cohen gebruikt in meerdere van zijn teksten religieuze beeldtaal, waarbij hij overigens ook christelijke beelden niet schuwt. Nog een overeenkomst: ze zijn op het eind van hun leven aangeland, en ik denk dat ze dat ook beiden beseften. Dat besef kan resulteren in opstandigheid, maar evengoed in zoiets als berusting of overgave. Hoewel de poëtische teksten van Cohen altijd wat mysterieus en ongrijpbaar blijven, probeer ik toch uit te leggen wat ik bedoel.

You want it darker                                  

If you are the dealer
I’m out of the game
If you are the healer

It means I’m broken and lame
If thine is the glory

Then mine must be the shame
You want it darker

We kill the flame

Magnified, sanctified
Be Thy Holy Name
Vilified, crucified
In the human frame
A million candles burning
For the help that never came
You want it darker

Hineni, hineni
I’m ready, my Lord

Fragment liedtekst ‘You want it darker’ van Leonard Cohen

Berusting en overgave

De verwijzingen naar ‘de genezer’ en de roem van God, doen bekend aan en klinken Bijbels, of zijn minstens religieus van aard. Aan het begin van de tweede strofe haalt de dichter zelfs letterlijk het Kaddiesj-gebed aan, het misschien wel allerbelangrijkste gebed voor een jood. Tegenover de grootheid van de Naam, staat de onderworpenheid van de mens aan de gebrokenheid, de pijn, het lijden, kortom: het menselijk bestaan, waaraan niet te ontkomen valt. Het You want it darker, we kill the flame, zou je dan ook mogen verstaan als: Als U mij dood wilt, dan doen we dat – een zich neerleggen bij iets dat geen keuze is. Tegenover dat beeld van die verheven en heilige Naam, stelt de dichter met regelmaat beelden die refereren aan het slechte dat de mens doet (lijden en dood in de wereld brengen, moorden en verminken), zonder dat diezelfde Naam hier iets tegen onderneemt, genezing of verlossing brengt. ‘Waar was U in Auschwitz…?’

Maar ondanks al die twijfel en weerstand is er ook berusting en zelfs overgave. Dat komt het best tot uitdrukking in het woord ‘hineni’. Het woord dat Abraham sprak toen hij Izaäk moest offeren, van  Mozes bij het brandende braambos, het woord dat Jesaja sprak toen hij geroepen werd om profeet te zijn: ‘Hineni. Hier ben ik! Zend mij.’

Hineni. Hier ben ik! Zend mij.’

In ‘hineni’ klinkt het nemen van verantwoordelijkheid door en bereidheid om de weg te gaan waartoe je geroepen bent. Overgave, maar niet als slachtoffer van de omstandigheden. Meer als het bewust kiezen van een weg – ook (of zelfs juist) als het moeilijk en zwaar wordt. ‘Hineni. Ik ben bereid.’ Jezus zou het zomaar gezegd kunnen hebben in de eenzaamheid van Gethsemane: ‘Ik ben bereid uw weg te gaan, tot het bittere einde als het moet.’ Hij zou het gezegd kunnen hebben, in volle overgave aan de Naam.

Hineni. Ik ben bereid.’

Nu wij nog.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *