Paaswake: Leve het leven!

Overweging op 8 april 2023 door René Munnik

Bij: Genesis 1, 1 – 2 , 4 a en Exodus 15, 2 2 – 27

 

“En zij werden zijn woorden indachtig.”

Waarom is deze nacht zo anders dan alle andere nachten? Vraagt het jongste kind tijdens de Sedermaaltijd op het Joodse Pesachfeest… waarom is deze nacht zo anders dan alle andere nachten?

En wij (ouder, wijzer misschien…), wij menen te kunnen antwoorden met die laatste woorden van het opstandingsverhaal: “Vannacht zijn wij Zijn woorden indachtig.”

Hoezo? Wiens woorden? Welke woorden? Natuurlijk… Jezus’ woorden toen hij gezegd had: “het moet dat ik word overgeleverd in de handen van mensen, en dat ik gekruisigd word en op de derde dag verrijzen zal.” Die woorden zeggen: hij is verrezen… op de derde dag… Maar wat voor dag is dat, die ‘derde dag’ van de verrijzenis?

Die ‘derde dag’, vertel ik je, is als de ‘zevende dag’ waarover we van Lilian daarstraks hoorden: “God heeft op de zevende dag zijn werk voltooid… al zijn werk heeft hij gevierd op de zevende dag.” Die ‘derde dag’ is net als de ‘zevende dag’: deze dag, waarop God het werk viert.

Omdat het goed is. Meer dan goed.

Daarom is deze nacht zo anders dan alle andere nachten.

“De ‘derde dag’ is als de ‘zevende dag’: de dag waarop God het werk viert.”

Vannacht laten we ons niet verzuren

Deze nacht is anders omdat we het vannacht vertikken om enkel wakker te liggen van de dood en de ellende die we allang en alom kennen. Deze nacht vieren we het leven. Vannacht weigeren we resoluut om het laatste woord te geven aan de o zo realistische onheilstijdingen; de helaas o zo ware werkelijkheid dat onze wereld een door gewelddadigheid, onrechtvaardigheid, pijn en agressie getekend en met stikstof verzuurd tranendal is.

En waarom doen we dat? Omdat God sinds gisteren dood is, maar vannacht opstaat. Vannacht laten we ons niet verzuren. Dat laatste geldt misschien, en terecht, voor al die 364 andere doorwaakte nachten in het jaar. Maar vannacht niet. Deze nacht staat in het teken van de vroege morgen na de nacht, van de lente na de winterkou. Deze nacht gaat het over: bevrijding, verlossing en opstaan.

Omdat dat goed is. Meer dan goed.

Het is zo bedroevend waar dat heel onze wereld en ons eigen bestaan gebroken en gebarsten zijn, maar vannacht kruipen we dwars door zo’n barst waar het licht doorheen schijnt. U weet wel: “There is a crack in everything. That’s how the light gets in.” (Leonard Cohen’s Anthem). Want je zou het haast vergeten: midden in de dood, midden in de mislukking, midden in het kruis dat ieder van ons draagt, de godverlatenheid en het onrecht, nu dus – op de derde dag – viert God het werk… viert God de wereld, viert God de aarde. Viert God dat jij en ik er zijn. Dat wij er mogen zijn.

Omdat dat goed is. Meer dan goed.

Wij vieren het leven met God

En vannacht is het enige gepaste antwoord dat wij daarop kunnen geven: mee vieren. Daarom verwelkomden we zojuist het Paaslicht in de duisternis en daarom lieten we ons besprenkelen met water terwijl we zongen: “Vrij en helder zal ik opstaan. Zeven dagen mij gegeven zal ik leven.”

Verrijzenis- en scheppingsverhaal, zijn verhalen over het begin. Ons begin. Pasen geeft ons te verstaan dat we aan het begin staan. Pasen brengt ons bij ons eigen begin. Hoezeer alles ook ten einde lijkt… Dat begin is er… hier en nu. De verhalen over Jezus’ verrijzenis en over Gods schepping peperen ons in dat het daar allemaal om begonnen is. Dat is waarom deze nacht zo anders is dan alle andere nachten.

God, de Ene, viert ons.

God, de Ene, viert onze wereld en de hele schepping om ons heen.

God , de Ene, viert ons begin.

En, ik zei het al, ons past geen ander antwoord dan met God mee te vieren. Wij, jij en ik, wij zijn genodigden aan het feestmaal waarin het scheppen gevierd wordt (Lc. 14: 15-24). En dat doen we, hier en nu.

Spelen en vieren: beginners met God

Dus spelen en vieren we vannacht ons begin.

We spelen en vieren dat de steen is weggerold: die zware steen die je bedrukt, je weg verspert en je leven verduistert.

We spelen en vieren dat we voor het eerst onze ogen openen… het licht zien, en dat licht in ons midden binnendragen en doorgeven.

We spelen en vieren dat ieder van ons geroepen en genoemd is.

We spelen en vieren dat we beginners zijn zoals de God, de Ene, de Grote Beginner… niet ‘ooit was’, maar telkens opnieuw is.

We spelen en vieren dat we borelingen zijn, zojuist opgedoken uit Gods eigen vruchtwater waaruit we gebaard werden nadat de steen is weggerold.

We spelen en vieren dat we net hebben leren zwemmen in levend water, in levengevend water en gretig naar levensadem happen.

We spelen en vieren dat de zee wijkt en dat we naar een toekomst kunnen lopen. Sterker nog: dat we gewoon over het water lopen (Mt. 14: 22-36).

We spelen en vieren dat we met levend water gereinigd zijn: dat we helder, fris en jong zijn.

Dat onze zachtheid weer gewekt is; dat we met de ogen van een kind zien wat is en het licht niet haten.

Omdat dat goed is. Meer dan goed.

Wij laven ons aan de bron

Nee… we laten onszelf deze nacht niet verzuren, verlammen en terneerdrukken door alle kwaad en alle pijn en alle lijden die er zijn!  Kortom, we doen iets onmogelijks vannacht. We schorten ons ongeloof en ons cynisme op, en laven ons aan de bron van levend water. Iets onmogelijks! Bijna onbeschaamd! En toch doen we het: spelen en vieren.

“We schorten ons ongeloof en ons cynisme op, en laven ons aan de bron van levend water.”

Spelen en vieren, zoals God speelde en vierde op de zevende dag. En zoals Jezus verrees op de derde dag. Want we hebben niks beters te doen en we kunnen niks beters bedenken.

Niks beters: niet als een blijk van onvermogen of uit gebrek aan iets beters, maar omdat iets minders ons niet goed genoeg is.

We laten ons niet afschepen met een wereld waarin mislukking en dood het laatste woord hebben en waarin we verdoofd raken door het tromgeroffel en het trompetgeschal van geweld.

Vannacht spelen we en vieren we ons feest, waarin we geloven en verhopen wat we anders niet zouden durven wensen:

dat het in alle vroegte zal zijn…

dat de steen wordt weggerold…

dat we uit het graf zijn opgestaan…

dat we overnachten in elkaars schaduw…

dat we wakker worden van het eerste licht alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen…

dat we zullen LEVEN!

 

Het zal in alle vroegte zijn, als toen.
De steen is weggerold.
Ik ben uit de grond opgestaan.
Mijn ogen kunnen het licht verdragen.
Ik loop en struikel niet.
Ik spreek en versta mijzelf.
Mensen komen mij tegemoet –
wij zijn in bekenden veranderd.

Dan zal ik leven, dan zal ik leven.

Het zal in alle vroegte zijn als toen.
De ochtendmist trekt op.
Ik dacht een dorre vlakte te zien.
Volle schoven zie ik, lange halmen, aren
waarin de korrel zwelt.
Bomen omranden het bouwland.
Heuvels golven de verte in,
bergopwaarts, en worden wolken.

Dan zal ik leven, dan zal ik leven.

Daarachter
kristal geworden verblindend
de zee die haar doden teruggaf.
Wij overnachten in elkaars schaduw.
Wij worden wakker van het eerste licht.
Alsof iemand ons bij naam en toenaam
geroepen heeft.

Dan zal ik leven, dan zal ik leven.

Liedtekst: Huub Oosterhuis

 

Amen

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *