Leven is geven

Overweging op 3 september 2023 door Jeffrey Korthout

Bij: Jeremia 20, 7 – 9 en Matteüs 16, 21 – 27

 

Bij het lezen van de lezingen van vandaag werd ik met name getroffen door wat Jezus tegen Petrus zegt als Petrus zich een goede vriend betoont: “Ga terug achter mij Satan!”. Nogal vreemde en heftige uitspraak als iemand probeert te laten zien dat hij aan jouw kant staat. Petrus betoont zich juist een goede vriend, want hoe zouden wij het vinden als we het hebben over onze onvermijdelijke en naderende dood en onze vrienden zouden zeggen: “Eindelijk!”. De reactie van Jezus is daarom op zijn minst vreemd, en zelfs behoorlijk grof te noemen. Juist daarom deed het me denken dat dit verhaal misschien wel vooral symbolisch begrepen moet worden. Dat overdenkende moest ik vervolgens weer denken aan een verhaal dat ik ken uit het hindoeïsme over Rama en Sita.

Rama en Sita

Ik zal het jullie proberen kort te vertellen, omdat ik denk dat het ons kan helpen die vreemde evangelie lezing beter te begrijpen. In het verhaal over Rama en Sita is Rama de hoofdpersoon. Hij is volgens de Ramayana een van de zonen van koning Dasharatha. Rama is echter niet zomaar iemand, maar een van incarnaties van Vishnoe. Vishnoe is voor hindoes het aspect van het goddelijke dat redding brengt aan de wereld en ons komt helpen als het helemaal misgaat op aarde. Vishnoe kan daarom incarneren, vlees worden in de vorm van een mens of dier, om ons op die wijze op aarde zelf hulp te bieden. In dit verhaal doet hij dat in de gedaante van Rama. En als Rama wat ouder is geworden, trouwt hij met de wonderschone Sita. Maar dat was niet zo makkelijk als je denkt. Sita was namelijk de dochter van koning Janaka, die een boog had die zo sterk was, dat hij alleen door de allersterksten te spannen was. Koning Janaka wil Sita alleen laten trouwen met iemand die dat lukt. En zoals te verwachten bij dit soort verhalen: dat lukt niemand, behalve Rama. Hij spant de boog niet alleen, nee, hij breekt de boog zelfs in tweeën. Rama en Sita mogen dus trouwen. En daarna zijn Rama en Sita volledig gelukkig en volmaakt. Er is echter een demon, Ravana, die dit prille geluk niet kan aanzien. Hij bedenkt een list. Als Rama en Sita ergens in de bossen rondwandelen, lukt het hem om Sita met een gouden hert bij Rama weg te lokken en haar gevangen te zetten op Sri Lanka. Rama is ontroostbaar, want hij is Sita voorgoed kwijt. Tussen India en Sri Lanka ligt immers een heel stuk zee dat hij niet kan oversteken. De godheid Hanoeman, de apengod die staat voor toewijding en overgave, krijgt echter medelijden met Rama en snelt hem te hulp. Samen met zijn apenleger bouwen ze een boot en maken ze de oversteek. Eenmaal daar lukt het Rama om Ravana te verslaan en Sita mee terug te nemen naar India. Hun hereniging gaat weliswaar daarna niet helemaal zonder horten en stoten, maar laten we het er op houden dat ze daarna uiteindelijk nog lang en gelukkig leefden.

Metaforen voor goddelijke manifestatie

Dit soort hindoeverhalen zijn nooit letterlijk bedoeld. Het gaat in deze verhalen om metaforen voor het goddelijke dat zich in het menselijke bestaan manifesteert. Ik zal dit verhaal proberen uit te leggen. Rama staat voor de goddelijke vonk (de atman) die in ieder van ons is en die op zoek is naar een rechtvaardig leven en uiteindelijke verlossing (moksha). Maar daar heeft Rama de echtvereniging met Sita voor nodig. Sita staat namelijk voor het goede en rechtvaardige leven. En dat ligt niet in hemzelf, maar in de ander: in Sita. Sita staat voor de weg naar een goed en rechtvaardig leven waarin niet het zelf, maar de ander centraal staat. Er staat echter altijd iets of iemand in de weg om dat pad in te slaan, en dat is onder andere ons ego. Ons ego is immers vooral gericht op zelfbehoud en staat daarmee op gespannen voet met de weg naar die ander: de weg naar ‘het werkelijk goede leven’. De boog van koning Janaka is in dit verhaal daarom het ego dat aan de kant gezet moet worden om de echtvereniging mogelijk te maken. En dat lukt Rama: hij spant de boog niet alleen, hij breekt zelfs de boog: hij vernietigt zijn ego. Maar dan ben je er nog niet als mens. In het leven ligt er namelijk van alles op de loer om ons af te leiden van ‘de weg naar het goede leven’. In dit verhaal is dat de demon Ravana. Rama heeft dan Hanoeman, oftewel: de volhardende toewijding aan zijn zoektocht naar een rechtvaardig leven ten dienste van anderen, nodig om Sita terug te vinden. En dat lukt hem. Pas dan kan hij weer echt gelukkig zijn en oprecht leven.

Parallel met Jezus

In de evangelielezing is Jezus de hoofdpersoon. Zijn naam betekent ‘God redt’ en hij is de incarnatie van het goddelijke in menselijke gedaante om ons te redden van onze ondergang. Jezus vertelt tegen zijn leerlingen dat er voor hem maar één weg is naar verlossing: de weg via het kruis. Hij moet sterven aan het kruis om verenigd te worden met God: de Vader en Moeder van alles in dit universum. Het kruis is hier denk ik net zoiets als boog van Janaka uit het verhaal van Rama en Sita. Het kruis en de kruisiging symboliseren het menselijke aspect van Jezus: zijn ego dat moet sterven om de volledige echtvereniging met God de Vader en Moeder mogelijk te maken. Petrus neemt in dit verhaal de gedaante van de demon Ravana aan en geeft Jezus als antwoord: “God verhoede het, dat zal u zeker niet gebeuren!”. Jezus keert Petrus dan de rug toe en roept: “Ga terug achter mij, Satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.” Jezus keert de weg van de wereld en de verleiding die te volgen letterlijk de rug toe. Jezus maakt vervolgens van zijn tot zover persoonlijke weg een opdracht voor alle mensen. Hij zegt zijn leerlingen en ons dus ook: “Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.” Of te wel: ook wij moeten proberen, als wij oprecht menen de weg van Jezus naar verlossing te willen volgen, om onszelf te verloochenen en ons ego te vernietigen, want pas dan zullen we werkelijk leven en verenigt worden met de Ene. En we moeten daarbij de verleiding van ons ego die Ravana, Satan, of welke naam deze verleiding dan ook aanneemt, proberen te weerstaan en de rug toe keren. En ook als we op die weg uitgelachen worden en bespot, zoals Jeremia overkwam, blijf dan vol volharding en toewijding op die goede weg naar verlossing. Jeremia dacht heel menselijk: “Zoekt het maar uit, ik wil niet meer spreken over God. Ik ben er wel klaar mee om steeds voor gekke Henkie te worden aangezien!” Maar steeds opnieuw laaide er bij hem een vuur op in zijn hart, en brandde het in zijn gebeente. En hoe zijn ego ook probeerde dit in bedwang te houden, het lukte niet om God in hem tot zwijgen te brengen.

Ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden.

Weg van geven en ontvangen

Maar wat betekent dit alles voor ons leven van alledag? Hoe nemen we dan ons eigen kruis op om verlossing te vinden? Ons ego is denk ik de weg in het leven die getypeerd kan worden met het werkwoord ‘nemen’, zoals in ‘rust nemen’, ‘lekker eten en drank innemen’, ‘een kind nemen’ of in seksuele zin: ‘een andere persoon nemen’. Het is de weg van het zelfbehoud, zelfrealisatie en eigen genot. Daar tegenover staat de weg naar verlossing die meer getypeerd kan worden door de werkwoorden ‘krijgen’ en ‘ontvangen’, zoals ‘rust krijgen’, ‘eten en drinken ontvangen’, ‘een kind krijgen’ of ‘liefde ontvangen’. Belangrijk om te beseffen is dat dit ‘krijgen’ of ‘ontvangen’ er alleen kan zijn als er ook een ander is: iets of iemand buiten ons die het ons kan schenken. Bij deze weg zijn wij het dus niet zelf die het wel eventjes regelen of tot ons nemen, maar is er iets of iemand buiten ons die het ons geeft. Wij zijn dan enkel de ontvangers van wat we krijgen en zijn in die zin verlost van de druk het allemaal zelf te moeten doen en te moeten regelen. Op deze weg gaat het echter niet alleen om het ontvangen, maar om het besef dat jij die ander kunt zijn die geeft, zodat ook anderen weer van jou kunnen ontvangen. Je kruis opnemen, verlossing, zoals Jezus ons voorhoudt is, zo geloof ik, het volgen van die weg: de weg van het ontvangen en het geven en niet de weg van het nemen. Het is een weg waarbij het leven niet draait om zelfbehoud, zelfrealisatie en eigen genot, maar om het geven van je leven aan anderen, om het op die manier weer te ontvangen.

God komt ons tegemoet

Die weg is echter niet altijd makkelijk. Ons ego staat ons voortdurend in de weg om terug te keren naar de veel comfortabele en makkelijkere weg van het nemen. Daarom rent God ons, als wij die weg ingeslagen zijn en God ons ziet aankomen, tegemoet op die weg. Als de verloren zoon in de parabel van de verloren zoon terugkeert, rent zijn vader hem tegemoet als hij zijn zoon ziet aankomen die terugkeert na alles vergooid te hebben. En daarom: soms voelen wij ons geroepen tot dingen die buiten onze comfortzone liggen, die niet de weg van mensen en de wereld zijn, maar waarvan we toch weten dat dat het de weg van verlossing is. Als het ons op dat moment lukt ons kruis op te nemen en dat stuk in onszelf te verloochenen dat ons weghoudt van hetgeen waarvan we diep in onszelf weten dat het de goede weg is, dan volgen we de weg van het kruis en voeren we onze grote levensopdracht uit. Dan hebben ook wij ons kruis opgenomen. En wees niet bang die weg in te slaan, want zo gauw als De ene je ziet aankomen, rent God – de Vader en Moeder van alles in dit universum – je al tegemoet.

Dat het zo zal zijn.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *