Met twee of drie bijeen

Overweging op 10 september 2023 door René Munnik

Bij: Ezechiël 33,7-11 en Matteüs 18, 15-20

 

Eerste lezing Ezechiël

Mensenkind, ik heb jou als een wachter aangesteld over het volk van Israël. Als je mijn woorden hoort, moet je hen namens mij waarschuwen. Als Ik tegen een slecht mens zeg dat hij zal sterven, en jij zegt hem niet dat hij een andere weg moet inslaan, dan zal hij sterven door zijn eigen schuld, maar jou zal ik door zijn dood ter verantwoording roepen. Maar als je hem gewaarschuwd hebt dat hij een andere weg moet inslaan en hij doet dat niet, dan sterft hij door zijn eigen schuld, maar jij zult het er levend afbrengen.

Mensenkind, zeg tegen het volk van Israël: ‘Jullie zeggen: “Onze misdaden en onze zonden worden ons aangerekend en wij gaan eraan te gronde – hoe kunnen we dan nog blijven leven?”’ Zeg tegen hen: ‘Zo waar ik leef – zegt jullie God, de Ene –, de dood van een slecht mens geeft me geen vreugde, ik wil dat hij een andere weg in slaat en in leven blijft. Kom toch terug van de heilloze weg die jullie zijn ingeslagen, keer om, want waarom zouden jullie sterven, volk van Israël?’

Tweede lezing Matteüs

Als één van je broeders of zusters tegen je zondigt, moet je die daarover onder vier ogen aanspreken. Als ze luisteren, dan heb je ze voor de gemeenschap behouden. Maar luisteren ze niet, neem dan een of twee anderen mee, zodat de zaak zijn beslag krijgt dankzij de verklaring van ten minste twee getuigen. Als ze naar hen niet luisteren, leg het dan voor aan de gemeenschap. Weigeren ze ook naar de gemeenschap te luisteren, behandel hen dan zoals je ook een heiden of een tollenaar behandelt. Ik verzeker jullie: al wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren. Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.

Een schuldig volk

Twee lezingen… van de profeet Ezechiël en de evangelist Matteüs. En in beide lezingen is er iets niet in orde. In de eerste is God aan het woord. De Ene spreekt daar tot de profeet (‘Mensenkind’) over het weerspannige volk van Israël: dat het op de foute weg zit. Hij wijst de profeet op zijn verantwoordelijkheid om Israël te waarschuwen voor het te laat is. Van de andere kant… Israël beseft zijn eigen mislukking en wanhoopt. Het ‘weet’, zoals de tekst van Ezechiël zegt.

‘Onze misdaden en onze zonden worden ons aangerekend en wij gaan eraan te gronde – hoe kunnen we dan nog blijven leven?’

Maar dan antwoordt de Ene: Ik mag dan een rechtvaardige God zijn, maar Ik beleef geen enkele vreugde aan de rechtvaardige veroordeling van een slecht mens. Veeleer verlangt de Ene een bekering. God zal altijd blijven hopen dat Israël een andere weg in slaat. De boodschap van Ezechiël luidt: je moet nooit wanhopen. Er is altijd een mogelijkheid om je leven te veranderen… een andere weg in te slaan.

Nadruk op bekering

De tweede lezing van Matteüs sluit daarbij aan. Daar is de vraag: Wat moet je doen met iemand binnen de gemeenschap – de ‘ekklesia’ staat er in het Grieks – die de verkeerde weg is ingeslagen? En dan volgt er een aantal verstandige richtlijnen. Probeer zo iemand er eerst onder vier ogen op aan te spreken . Lukt dat niet, probeer het dan met één of twee getuigen. Als dat niet lukt, stel het dan aan de orde in een gemeenschapsbijeenkomst. Pas als dat nog niet lukt, tja… dan blijft er niets anders over dan hem te behandelen als iemand die buiten de gemeenschap valt (een ‘heiden’).

Dat is eigenlijk een prudente manier om met spanningen en conflicten binnen een gemeenschap om te gaan. Het is in ieder geval heel wat voorzichtiger en verstandiger dan het openbaar verketteren en cancelen dat op sociale media onderhand gangbaar is. (Vermoedelijk is deze tekst een echo van de omgang met onderlinge spanningen binnen de vroege christengemeenschap van Matteüs die deze evangelist later in de mond van Jezus heeft gelegd.)

Ook bij Matteüs ligt, net als bij Ezechiël, de nadruk niet op het oordelen en veroordelen van dissidenten, maar op bekering, vergeving en verzoening. Niet voor niets ligt het stuk dat we vandaag hebben gelezen precies tussen twee andere verhalen in. Het wordt voorafgegaan door de gelijkenis van het verloren schaap over de herder die zijn kudde in de steek laat om dat ene schaap dat de weg kwijtraakte te redden (Mt. 18,12-13) en gevolgd door de raad over de kwijtschelding van schulden (Mt. 18,23-34). Op de vraag van Petrus: ‘Hoe vaak moet ik mijn broeder vergeven, tot zevenmaal?’ luidt Jezus’ antwoord: ‘Nee! Niet tot zevenmaal maar tot zeventig maal zeventig maal’ (18,21-22). Kortom: Matteüs legt nog veel sterker dan Ezechiël de nadruk op bekering en vergeving… op genezing van de gemeenschap.

Bindend voor mensen en God

Er is trouwens wel een belangrijk verschil tussen Ezechiël en Matteüs. In de tekst van Ezechiël is ènkel God aan het woord, die zich via de profeet Ezechiël richt op Israël. Een soort eenrichtingverkeer: God oordeelt en heeft de profeet als een woordvoerder; het gaat bij Ezechiël om de verhouding van mensen (Israël) tot God… enkel vanuit het perspectief van God. Maar bij Matteüs gaat het eerder om de kwaliteit van de onderlinge verhoudingen tussen mensen. Hoe moet een gemeenschap omgaan met onderlinge spanningen? Pas in tweede instantie verschijnt God ten tonele in een even mysterieuze als gevaarlijke passage. En dan slaat ook de toon om: van de omgang met problemen en het herstel van een (zieke) gemeenschap naar de waarde en de kracht van een (kerngezonde) gemeenschap. Want dan staat er (ik herhaal):

… al wat jullie (mensen) op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel (voor God) bindend zijn, en al wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. Ik verzeker het jullie: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren. Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben ik in hun midden.

Dit is een bijzondere tekst die je bij Ezechiël helemaal niet tegenkomt: dat dus voor de Ene bindend of ontbindend zal zijn wat mensen als bindend en ontbindend verklaren. Dat dus de Ene het menselijke oordeel ‘van bovenaf’ bekrachtigt. Je moet dat natuurlijk wèl lezen binnen de context: dat voor God vergeven zal zijn wat mensen elkaar vergeven en dat voor God ten goede gericht zal zijn wat mensen ten goede keren. Maar óók – en dan wordt die tekst gevaarlijk – dat voor God veroordeeld zal zijn wat mensen veroordelen. Dat is link, want hier lijkt te staan dat zodra mensen menen God te vertegenwoordigen, ze ook met goddelijk gezag spreken en handelen. Dat kennen we: een religieus leergezag (van welke snit dan ook, prelaten, dominees, imams, ayatollah’s) dat zegt God of het goddelijke te vertegenwoordigen, en dat op grond daarvan decreten en geloofswaarheden oplegt met ‘goddelijk gezag’.

Daar gelooft niemand meer in. Het kan/mag niet waar zijn. Maar wat moet je er dan mee? Voor mij was het reden om nog eens extra naar die tekst te kijken: de kern lijkt te zijn: ‘als jullie eensgezind om iets vragen, dan zal God het schenken’ en ‘waar jullie in mijn naam samen zijn, ben ik in jullie midden’. Dus: alleen als mensen eensgezind en in Jezus’ naam bijeen zijn, daar vertegenwoordigen ze de Ene. Maar wat betekenen die eensgezindheid en dat ‘in zijn naam’ bijeen zijn?

Symfoniëren

Kortom, wat betekent het als een christelijke ‘ekklesia’ eensgezind iets vraagt, en wat betekent het als mensen in zijn naam samen zijn. Ik zocht het na. Voor dat ‘eensgezind samen zijn’ wordt in de Griekse grondtekst ‘sumphónèsoosin’ gebruikt. Daar komt ons woord ‘symfonie’ vandaan, en dat betekent: samenklinken van stemmen: akoestische samenklank van stemmen, zoals een koorlied dat (soms even een paar maten lang) werkelijk helemaal lukt. Dat is niet zomaar de eensgezindheid van een consensus over gedeelde idealen, wensen of geloofsartikelen. Dat ‘symfoniëren’ van mensen binnen een gemeenschap waar Matteus over spreekt, slaat op de spaarzame momenten dat het tussen mensen soms, even helemaal klopt. Zo’n moment dat je niet vast kunt houden, en dat ervaren wordt als een genadegave, dat er even is en dan weg is. Kortom… een eensgezindheid die we zelf helemaal niet kunnen regisseren of orkestreren. We kunnen die slechts ontvangen als een godsgeschenk… ‘wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren’.

Dat geldt ook voor het ‘in zijn naam bijeen zijn’. Dat gaat niet over een stel mensen die beslissen om zondags bij elkaar te komen in de naam van God (of wat/wie ze daarvoor houden), al was het met de beste bedoelingen. Nee, in de grondtekst gebruikt Matteüs voor dat ‘bijeen zijn’ ‘sunègmenoi’. Dat is een lijdende vorm en betekent veeleer: ‘samengebracht worden’. Kortom; het gaat niet om mensen die besluiten bijeen te komen om samen de naam van Jezus aan te roepen. Nee… het gaat om mensen die door zijn naam bijeengebracht worden… in zijn naam, zoals je bijeen bent in een huis. Dat is de betekenis van die laatste zin uit de lezing van vandaag:

Want waar twee of drie mensen in en door mijn naam bijeengebracht worden… dáár ben ik in hun midden.

Moge het zo zijn dat wij, zo bijeengebracht, op weg kunnen gaan met hem in ons midden.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *