Ommekeer

Overweging op 1 oktober 2023
door Simone Snakenborg

Bij: Ezechiël 18, 1-4.25-32 en Matteüs 21, 23-32

 

Mensen die het tegenovergestelde zeggen van wat ze van plan zijn te gaan doen. Wie kent ze niet? Politici die toezeggen het klimaat te verbeteren, of de leefomstandigheden voor de armsten in onze samenleving, gouden verkiezingsbeloften: de kranten staan er bol van. Maar wat kom er uiteindelijk van terecht?

En natuurlijk, soms beloof je iets en dan blijken de omstandigheden toch anders zijn. Zo is het leven. Maar ‘ja’ tegen iets zeggen en ‘nee’ doen, het is een breder verschijnsel. Pubers zijn hierin de meester, kan ik je vertellen. Werkgevers noemen dit het ‘pocket veto’ van hun personeel. Ze geven een werknemer een opdracht. Deze zegt ‘ja, ik zal het doen’, maar doet vervolgens niets.

Ter verantwoording

Ook in Jezus’ tijd waren er natuurlijk mensen die ‘ja’ zeiden en ‘nee’ deden. Hij gebruikt het als wedervraag in zijn dialoog met de hogepriesters en de volksoudsten in de tempel van Jeruzalem.

De dag na de ‘tempelreiniging’ keert Jezus terug om onderricht te geven. Dan wordt hij door de plaatselijke autoriteiten ter verantwoording geroepen.

Ze vragen hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen?’ Zijn antwoord is belangrijk voor hen. Ze hopen op uitspraken waarop Jezus vervolgd kan worden. We zitten in de opmaat naar Goede Vrijdag en Pasen.

Stel je voor …

Zoals als een goed Jood betaamt, antwoordt Jezus met een wedervraag. ‘Waarom wilt u mijn bevoegdheid weten? Aan Johannes de Doper is toch ook niets gevraagd. Kwam zijn opdracht uit de hemel of van de mensen?‘ Jezus wist dat zij Johannes eigenlijk helemaal niet geloofden, maar dat niet durfden toe te geven. Stel je voor, wat zullen de mensen wel niet denken als we dát zeggen? Want Johannes was volgens het volk een profeet.

Jezus legt de hoge heren daarom het volgende raadsel voor. Een vader wil dat zijn zoons gaan werken in de wijngaard. Zoon 1 zegt ‘dat wil ik niet’ maar bedenkt zich en gaat later toch. Zoon 2 zegt gehoorzaam  ‘ja vader, dan zal ik doen’ en uiteindelijk gaat hij niet. De vraag is: wie van de twee zoons volgt de wil van de vader?

Strikvraag

Nu had ikzelf meteen al een bepaald antwoord in gedachten. Ik vond het een instinker van Matteüs, een strikvraag. Mijn eerste gedachte was namelijk: ze doen toch allebei niet wat hun vader wenst? Natuurlijk, zoon 1 gaat uiteindelijk wel aan het werk met schoffel en snoeischaar, maar in eerste instantie wil hij niet en dat zegt hij ook eerlijk. Maar wat héb je dan aan zo iemand? Want de volgende keer is het misschien wel andersom en zegt hij ‘ja’ en doet hij ‘nee’? In dat opzicht is hij geen haar beter dan zijn broer die ‘ja’ zegt en ‘nee’ doet.

Geitenpaadjes

De woorden van Ezechiël hadden me op het spoor gezet van deze gedachte. Ezechiël is een tijdgenoot van de profeet Jeremia en profeteerde vanaf 593 v. Chr. Hij is een profeet in ballingschap. Een groot gedeelte van het volk van Israël was naar Babel weggevoerd. Ezechiël spreekt het verbannen volk aan op zijn eigen verantwoordelijkheden en gedrag. We zijn zelf verantwoordelijk voor wat we doen of nalaten en we kunnen ons niet verschuilen achter de erfenis van onze voorouders. Het Joodse spreekwoord ‘Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden’, daar wil Ezechiël nooit meer van horen! De wegen van Enige zijn recht, wij zijn het die ze krom maken met onze geitenpaadjes.

Ontmasterd

De hogepriesters en de oudsten in de tempel van Jerusalem zijn het duidelijk niet eens met mij. Volgens hen doet de eerste zoon de wil van de vader, ook al zegt hij iets anders. En in pragmatische zin hebben zij natuurlijk gelijk. Het werk gebeurt.

Maar welk antwoord ze ook geven, de eerste of de tweede zoon, Jezus ontmaskert hen in beide gevallen. De tempelleiders zijn precies als die twee zonen. Net als bij hen klopt hun spreken, denken en doen niet met elkaar. Ze doen niet wat ze zeggen en … ze interpreteren de wil van de Vader (de Enige) naar hoe het hen uitkomt. En dat runt dan een tempel, het huis van God, het huis van inkeer en verzoening?

Ommekeer

Zoon 1 is wel een belangrijk pad gelopen: het pad van de ommekeer. Die keerde misschien wel letterlijk op zijn schreden terug richting wijngaard: ‘Toch maar even kijken wat ik kan doen?’. Net als tollenaars en hoeren, die Jezus gebruikt in zijn antwoord aan de hogepriesters en volksoudsten: het uitschot van de samenleving. Toen Johannes de Doper de mensen opriep om hun leven te beteren, waren er onder dat uitschot mannen en vrouwen die hiernaar luisterden en handelden. Zij kwamen tot inkeer, gooiden hun leven om en geloofden Johannes wél: ze noemen hem een profeet … De tempelautoriteiten duidelijk niet. Daarom betreedt dat uitschot de hemel eerder dan de hoogste leiders.

Mooi detail is dat Matteüs zelf, voordat hij zich aansloot bij Jezus, tol hief namens de Romeinse bezetter, dus zelf een tollenaar was. Matteüs had zijn leven radicaal omgegooid, zijn hart en geest vernieuwd. Hij heeft de ommekeer van binnenuit gevoeld.

Durven wij?

  • Durven wij ons te bedenken en op onze schreden terug te keren als dat nodig is?
  • Durven wij voorbij onze wil of onze ‘wil niet’ te kijken en te doen wat een ander ons vraagt?
  • Durven wij recht te maken wat krom is?

Want wie recht doet, zal leven in het Eeuwige Licht.

Wie de buitengeslotene binnenlaat,

de kleinen groot maakt,

die leeft in Jezus’ naam –

het eigen ego voorbij,

vertrouwend op de rechte wegen

die vanuit de hemel

gaan tot hier op aarde,

oneindig ver.

Moge het zo zijn.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *