Aan God genoeg

Overweging op zondag 22 oktober 2023
door Jan Glorius

Bij: Jesaja 45, 4-7 en  Matteüs 22, 15-22

 

Vandaag horen we hoe de Farizeeën en de Herodianen samenspannen om Jezus in de val te lokken. Het is opmerkelijk dat ze niet zelf met Jezus in debat gaan, maar hun leerlingen op Jezus afsturen. Misschien was dat uit arrogantie. Mogelijk vonden ze Jezus niet waardig genoeg om rechtstreeks met hen in gesprek te gaan? Mogelijk voelden ze al aan dat het een lastige zou kunnen worden en wilden ze een vernedering voorkomen door de leerlingen het karweitje op te laten knappen. Dat hadden ze dan goed aangevoeld!

Belasting aan de keizer

De leerlingen van de Farizeeën beginnen met slijmerige vrijerij, die onmiddellijk herkend en veroordeeld wordt door Jezus. Dan komt de heikele vraag waar het allemaal om gaat: “Is het toegestaan om aan de keizer belasting te betalen?”. Daar zit méér achter dan je op het eerste oog misschien denkt. Het wel of niet betalen van belasting aan de keizer is in feite een religieuze keuze waar veel over werd gedebatteerd.

Dat zit zo. De Enige, de God van Abraham, Isaak en Jacob, heeft het land aan de Joden geschonken, maar na de Romeinse bezetting beschouwden de Romeinen het land als hún eigendom, meer bepaald dat van de keizer. Het land is volgens hen dus niet meer in bezit van het Joodse volk, – of van hun God. Ze mogen de grond nog wel blijven bewerken, én hun religieuze gang gaan in de Tempel van Jeruzalem, mits ze aan de belastingvoorschriften voldoen.

Loyaliteitsvraag

De vraag die Jezus hier krijgt voorgelegd is dus: aan wie behoort het land écht toe? Aan wie moet je loyaal zijn? Aan de Enige of aan de Romeinse keizer?Of als je het omdraait en het op een eigentijdse manier formuleert: naar wie steek je je middelvinger op….? Naar de keizer? Of naar de Enige? Wat een afschuwelijke vraag krijgt Jezus hier voorgelegd!

Het antwoord dat Jezus geeft is in meer dan één opzicht briljant! Ten eerste vraagt hij aan de leerlingen van de farizeeën om hem een belastingmunt te laten zien. Het feit dat zij zo’n munt bij zich dragen en onmiddellijk kunnen laten zien bewijst dat zij de bezetting door de Romeinse Keizer erkennen
en dus partijdig zijn. Dan komt het antwoord waarmee Jezus zich -in zekere zin-  soeverein verklaart:

Geef dan wat van de keizer is aan de keizer en aan God wat God toebehoort.

De vraagstellers staan met hun mond vol tanden: ze hebben Jezus er niet in kunnen luizen. Jezus zegt hier niet dat je geen belasting mag betalen.
Kennelijk vindt Hij dat je het onvermijdelijke moet doen. Maar Hij plaatst zich in een onafhankelijke positie. Hij verschuift het perspectief.

Hoe belangrijk is geld en bezit?

Zijn antwoord past in een rijtje van andere uitspraken die Hij maakte over geld en bezit.

Je kunt niet God dienen én de Mammon.
Marcus 6:24

Ga en verkoop alles wat je bezit, geef het aan de armen en kom dan terug om mij te volgen.
Marcus 10: 17 – 27

Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel.
Mattheüs 6:19-20

Maak je niet bezorgd over de dag van morgen.
Mattheüs 6: 34

Wat Jezus met al deze uitspraken wil zeggen is dat geld nooit het doel van je leven mag zijn: er zijn grotere, belangrijkere waarden in het leven. Je mag best geld bezitten, maar je mag nooit bezeten raken door geld. Als het weigeren van het betalen van belasting je in problemen kan brengen, laat dan aan de keizer dat wat van de keizer is… zo belangrijk is geld toch eigenlijk niet!?

Ons leven behoort toe aan God

Het tweede gedeelte van het antwoord wordt daardoor veel belangrijker dan het eerste en is de eigenlijke kern van het antwoord van Jezus: “(Geef) aan God wat God toebehoort.” Wat is dat dan ‘wat aan God toebehoort’? Wát moeten we aan God geven of teruggeven?

Het schrikbarende antwoord op die vraag is: ons leven! We zijn door God gemaakt én geliefd. God heeft ons in het leven geroepen,
ons de levensadem ingeblazen. Wij behoren God toe en dus zijn we aan God verplicht om ons leven terug te geven! Dat is behoorlijk heftig! Je leven teruggeven aan God kan volgens mij alleen door iets goeds te doen met het leven dat God je gaf.

Wat voor goeds dat is en wat dat goed-doen voor jou persoonlijk inhoudt, kan niemand voor jou invullen.

En – pas op! – je mag het ook door niemand laten bepalen: niet door Farizeeën of Herodianen, niet door kerken met hun dogma’s en leerstellingen,
niet door de publieke opinie. Het is een kwestie tussen jou en God. Op dit gebied mag ook jij soeverein zijn, op voorwaarde dat je Gods kant kiest.

Jezus heeft ons voorgeleefd hoe je voor God moet leven. Aandacht hebben voor je naaste, voor de minste op de eerste plaats! Leven voor God, met de uiterste consequentie die daar uit volgde…

Jezus was soeverein ten opzichte van de keizer, de staat, de religieuze elite, van macht, van geld… Deze soevereiniteit was geborgd in een diep doorleefd Godsvertrouwen waaraan Hij zich volledig overgaf.

Ik ben de Ene, er is geen ander!

Zo klonk het als een refrein in de lezing van Jesaja. Wie of wat zouden we nog meer wensen? Jezus had dat heel goed begrepen.

Moge het ons ooit lukken om Jezus in die soevereiniteit te volgen.

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *