“20+C+M+B+24”

Overweging op zondag 7 januari 2024 door Arthur van Tongeren

Bij: Jesaja 60, 1-6, Matteüs 2, 1-12

 

Driekoningen. Een verhaal dat voor velen direct gekoppeld is aan dat ándere kerstverhaal, dat van Lucas over de geboorte van Jezus, compleet met engelenkoren, herders in het veld en overvolle herbergen. Maar dit verhaal komt enkel bij Matteüs voor, staat eigenlijk dus helemaal los van dat andere. Een andere naam voor deze kerkelijke feestdag van Driekoningen is epiphanie, een woord uit het Grieks dat zoveel betekent als ‘verschijning’. Jezus wordt geopenbaard aan de hele (heidense) wereld. Symbool hiervoor staat het bezoek van de koningen aan de stal. Volgens de traditie staan deze drie bezoekers voor de wereld als geheel. Caspar zou een 20-jarige Aziatische jongeman zijn geweest, Balthasar een 40-jarige, bebaarde zwarte man uit Ethiopië en Melchior ten slotte een 60-jarige, blanke, Europese grijsaard. Ze staan voor alle werelddelen en alle levensfases van volwassenen.

Even terzijde: bij Matteüs – zo heeft de oplettende luisteraar misschien gehoord – is nergens sprake van een specifiek aantal, noch van koningen. De NBV-vertaling gebruikt het woord magiërs (naar het in de Griekse tekst vermelde ‘μαγοι’). Het zijn wijzen, astrologen(?), die de sterren bestuderen en de tekens aan de hemel proberen te duiden. Maar: koningen sluit mooi aan bij de lezing uit Jesaja 60; en zo wordt het Eerste Testament weer ten dienste gesteld van het Tweede…

De geschenken die de wijzen met zich meedragen zijn al net zo symbolisch als hun afkomst: goud – gepast geschenk voor een koning; wierook – een welriekende stof, gebruikt door priesters; mirre – gebruikt om lichamen van doden te balsemen. Jezus’ leven in een notendop zou je kunnen zeggen. Ook de betekenis van hun namen zou je symbolisch kunnen duiden: Caspar – schatbewaarder; Melchior – de rechtvaardige; Balthasar – bescherm de koning. De letters op de voorzijde van het boekje verwijzen naar de namen van de drie wijzen, maar staan tevens voor Christus Mansionem Benedicat, ‘Christus zegene dit huis’. Een aantal van u zal het misschien nog kennen als de zegenspreuk die, in combinatie met het jaartal en de kruisjes, te vinden was (en soms nog is) boven de deuren van huizen.

Het Licht zien, ontvangen en erkennen

Een uitgebreide duiding van het verhaal van Matteüs over het koningschap van Jezus tegenover dat van de wereldse machthebbers, heb ik enkele jaren geleden al eens gedaan – en ga ik nu dus niet overdoen. Het belangrijkste element uit het verhaal van de drie wijzen, is dat ze zich geroepen voelen in het spoor van het teken aan de hemel op zoek te gaan naar de pasgeboren koning. Ze laten zich leiden door het licht om ten slotte in deze armoedige stal (of grot) uit te komen bij dit weerloze kind, dat in de ogen van de meeste mensen er niet bepaald uitziet als een koningszoon. Maar deze drie herkennen het diepere wezen van deze pasgeborene. Ze knielen neer en bieden hun geschenken aan, en zichzelf, hun leven. Zij erkennen het Licht dat deze mens uitstraalt en bewijzen hem hun eer. Daarmee is hun verhaal niet afgelopen – misschien bij Matteüs – maar begint het pas. Wie het Licht erkent heeft een taak, een opdracht in deze wereld. Ook het verhaal van de doop van Jezus in de Jordaan (normaal gesproken een week na Driekoningen op het leesrooster) is zo’n verhaal van nieuw begin. In het lied dat we daarnet zongen gaat het tweede deel dan ook door met “Hij trok naar Galilea, zijn geboortestreek, en verkondigde het goede nieuws.” Het Licht zien, ontvangen en erkennen betekent ook dat je het weer moet uitdragen, verder verspreiden, de levens van andere mensen moet verlichten. Ontvangen, uitdragen en doen, die zijn alle drie belangrijk, wezenlijk.

Oproep tot gerechtigheid

Tegenwoordig krijg je vaak het idee dat Kerstmis enkel draait om de sfeer van een boom, lichtjes, samenzijn met geliefden, vrienden, delen van warmte en liefde. Dit alles gedragen door sfeervolle liederen en verhalen – al dan niet geromantiseerd. Maar dat kan toch niet alles zijn? John Jacobs zei vorige week iets heel raaks, namelijk dat het draait om geloof, vertrouwen en gerechtigheid. Dat laatste woord zat ook al een tijd in mijn hoofd in verband met de viering van vandaag. Dit mede door enkele teksten die ik gedurende de kersttijd las en zong, en die ik graag met u wil delen omdat ze volgens mij wat zeggen over onze wereld en tijd, en aan iets wezenlijks raken. Wat wil dat woord ‘gerechtigheid’ nou helemaal zeggen? Volgens het woordenboek staat het voor ‘rechtvaardigheid’. En dat verhoudt zich slecht tot vooropgesteld eigenbelang en egoïsme, dunkt me. Waar het evangelie ons oproept, uitdaagt, om te kiezen voor de ander, de zwakke en weerloze in ons midden, drijven onzekerheid en angst ons klaarblijkelijk de andere kant op.

Zo schreef columniste Debby Gerritsen in het Brabants Dagblad van 19 december jl. naar aanleiding van het ter discussie stellen van de spreidingswet het volgende: “1360 statushouders verdeeld over 342 gemeenten, dat zou toch geen probleem hoeven zijn. Maar (…) 185 nemen de telefoon niet op. Hen niet bellen. Want de angst voor asielzoekers is dankzij de afschrikwekkende verhalen uit Ter Apel net iets groter dan de wil om te helpen. In combinatie met de vaak dehumaniserende teksten van Haagse politici worden vluchtelingen amper nog gezien als mensen die op zoek zijn naar een beter en veilig bestaan, maar als profiteurs en onruststokers. (…) Zelfs in de maand waarin iedereen de mond vol heeft van saamhorigheid en de kerstgedachte, zijn we kennelijk niet in staat om statushouders een veilige plek te geven. Sorry, de herberg zit vol.”

Een briefschrijver legt een dag eerder in dezelfde krant de schuld van een hoop problemen waar die hoort: bij het politiek beleid van de afgelopen jaren en onze eigen hang naar meer-meer-meer, dus niet bij de kwetsbare mensen die hier een veilig heenkomen zoeken. Zomaar enkele opinies vlak voor Kerstmis. Wat is er gebeurd met de gastvrijheid in ons land, met het vertrouwen in de ander? Is dit onze christelijke inborst? En waar vinden we hier nog gerechtigheid?

Weggegumd uit het kerststalletje

In het decembernummer van Mariënburg Magazine, schreef Arjan Broers een artikel met als titel ‘Kerstmis is verontrustend’. Ook hij wijst op de actualiteit van “het schandaal van mensen in de marge, die zwanger op reis moeten (…). Het gebeurt onder onze ogen in Libië, Lampedusa en Ter Apel. Het is weggegumd uit het kerststalletje”, zo schrijft hij. En hij vervolgt door te wijzen op het “ongelofelijke dat God juist daar aan het licht komt: bij armen, tussen dieren en verwelkomd door randfiguren (herders) en vreemde snuiters (wijzen) (…). In Jezus wil God deel worden van ons bestaan, Hulpeloos. Afhankelijk. Kwetsbaar. Ontwapenend.” Het zet je aan het denken, vind ik, dat de kern van het verhaal van Jezus’ geboorte, van God-met-mensen, is weggegumd uit het verhaal van het stalletje; ondergesneeuwd is geraakt door alle mooie liedjes en verhalen. Even verderop in datzelfde artikel schrijft Broers: “God is geruststellend én verontrustend. God is liefde – en liefde heeft ons nodig. Heeft jou nodig. Niet nu, even aan het einde van het jaar, maar altijd en in jouw lichaam en bloed, in de gemeenschap die wij vormen om recht te doen aan al wat leeft. In een tijd van maatschappelijke ongelijkheid, van grote sterfte onder onze medeschepselen, van ontwrichtende oorlogen, moeten we dat meer dan ooit horen: God komt bij ons wonen. En heeft ons nodig.” Ik las dit en dacht: hier gaat het om, hier wordt de kern geraakt van de boodschap van kerst, van wat dat ‘goede nieuws’ van dit pasgeboren kind inhoudt. Maar kunnen we dat wel, wie maakt dit waar? Worden we niet lamgeslagen door alle berichten van het tegendeel, om vervolgens moedeloos neer te zakken aan de kant van de weg…? Gestopt voordat we begonnen zijn. Of kan het toch, brengen mensen het op?

God is geruststellend én verontrustend. God is liefde – en liefde heeft ons nodig.

Niet alleen met kerst

Het antwoord volgde de dag voor Kerstmis, wederom in het Brabants Dagblad, een bijlage ditmaal met verhalen van mensen die iets doen voor een ander. Meestal voor een onbekende ander en om niet. Taarten bakken en uitdelen, mensen bij elkaar brengen, wekelijks vreemden aan tafel nodigen, enzovoort. Het kan, het licht binnenlaten en het vervolgens delen. Je niet laten verleiden door cynisme, eigenbelang, geld of wat dan ook, maar gerechtigheid doen. Bouwen aan een rechtvaardige wereld. Het Licht van Betlehem herkennen en je leven in dienst daarvan stellen. Niet alleen eventjes, nu, maar elke dag weer. Omdat God liefde is en in ons midden wil wonen en ons nodig heeft.  Niet nu, even, aan het einde van het jaar, maar altijd.

Het is soms moeilijk de juiste woorden te vinden, woorden die de diepste kern weergeven en aanraken. Daar heb je dichters voor nodig, goede dichters als Hans Andreus die – en daar wil ik deze overweging mee afsluiten – bijna vijftig jaar geleden het gedicht Geen kerstcantate schreef:

Geen kerstcantate

Niet alleen in het holst

van de nacht van het jaar,

iedere dag van het jaar

heeft het licht het koud.

Het vraagt om geen engelenstemmen,

het hongert naar

een beetje gerechtigheid

aan deze kant van de tijd.

En dromen doet het ook niet van

eeuwig hemelse zomers

in en om het vaderhuis,

het hunkert naar

aardse dagen ooit

zonder marteling en moord,

het licht dat van puur licht

kind is en woord.

Uit: En allen die het hoorden verbaasden zich, Kok: Kampen, 1975.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *