“Veertig”

Overweging op 18 februari 2024
door René Munnik

Bij: Genesis 9, 8-17 en Marcus 1, 12-15

 

Eerste lezing: Genesis 9, 8-17

God zei tegen Noach en zijn zonen: ‘Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op de aarde. Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. En dit, ‘zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, zal Ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. Als ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het eeuwigdurend verbond tussen God en al wat op aarde leeft. Dit,’ zei God tegen Noach, ‘is het teken van het verbond dat ik met u en alle levende wezens op aarde gesloten heb.’ In die tijd zal de grote vorst Michaël opstaan, die de kinderen van je volk ter zijde staat. Want het zal een tijd van onderdrukking zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het boek zijn opgetekend. Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd. De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren voor eeuwig en altijd. Maar houd deze woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de eindtijd.

Tweede lezing: Marcus 1, 12-15

Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem. Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit is wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’

Een verbond met God

Laten we beginnen bij de eerste lezing uit Genesis…  Dat verhaal waarin de Ene een verbond sluit met Noach en zijn nakomelingen: alle levende wezens die uit de ark zijn gekomen – een verbond met heel de aarde: nooit meer zal ze totaal verwoest worden.

Het is belangrijk om deze verbondstekst te lezen tegen de achtergrond van het voorafgaande. Het begon ermee dat God bedroefd was en spijt kreeg van zijn schepping omdat de aarde door menselijk toedoen een oord van geweld en misdaad was geworden (Gen. 6,5 vv). ‘De aarde was bedorven’ staat er (Gen. 6,12). Hij besloot om de schepping ongedaan te maken door al het leven van de aarde weg te vagen. Alleen Noach, zijn familie en de dieren die hij koos, vonden genade in Gods ogen. Noach bouwt dan een schip, een ark, als veilige haven of safe house om de ramp die komen gaat te overleven. En vervolgens slaat een ongekende klimaatverandering toe: de sluizen van de hemel gaan open en veertig dagen lang valt de regen onafgebroken met bakken uit de hemel (Gen. 7,12). De zeespiegel stijgt monsterlijk. Heel de aarde verdrinkt. Alle leven gaat verloren. En na die veertig dagen regen volgen er nog eens veertig dagen waarin Noach, ronddobberend in zijn ark op die zee-zonder-oever moet wachten (Gen, 8,6). Wachten. Wachten tot hij weer grond onder zijn voeten kan voelen.

Verhaal van hoop en opstanding

Ze zeggen dat er in die ark geen ramen of patrijspoorten zaten, zodat Noach tijdens dat wachten niet naar buiten kon kijken om te zien of er al land in zicht kwam… Dat hij daarom maar een raaf en twee duiven losliet om die te laten uitzoeken of er al vasteland te vinden was (Gen 8, 7-11). Er zouden geen ramen in die ark gezeten hebben: alleen maar een luik in het dak, zodat hij niet naar de horizon maar enkel naar de hemel kon kijken. Die gedachte komt van Joodse Tora-commentatoren. En zij verbinden daar een levensles aan: wanneer je wereld instort – wanneer je, net als Noach, omgeven bent door ellende en rampspoed – kijk dan niet alleen maar om je heen. Je zou erdoor overweldigd en vermorzeld kunnen worden en ten prooi vallen aan verlammende wanhoop die blind is voor ieder vooruitzicht. Vergeet daarom niet om te midden van een angstaanjagende wereld door het luik naar de hemel te kijken. Dat is hoop: een hoop die door niets in die de wereld gerechtvaardigd wordt. En dan pas, begint de eerste lezing van vandaag. Daarin blijkt dat Noachs hoop niet tevergeefs was. Dat er een einde komt aan de ellende en dat er een nieuwe morgen aanbreekt: een verbond tussen hemel en aarde. Dat is een soort opstandingsverhaal, of minstens een voorbode van de opstanding. Nadat de hele aarde door de diepte is gegaan en verzwolgen werd door de vloed, staan mensen weer op vaste grond, wetend dat de regenboog van de overwinning op de dood getuigt.

Vergeet niet om te midden van een angstaanjagende wereld door het luik naar de hemel te kijken.

De opstanding nogmaals aangekondigd

De tweede lezing uit het evangelie van Marcus sluit daar heel mooi op aan. Want dat is ook een soort aankondiging van de opstanding. Marcus is er kort over. Dat hele evangelieverhaal bestaat maar uit vier zinnen: Jezus werd door de Geest de woestijn in gedreven. Daar leefde hij veertig dagen tussen de wilde dieren. Satan stelde hem op de proef en engelen zorgden voor hem. Dan kom hij terug met de boodschap: ‘Het is zover, Gods rijk is nabij. Verander je leven. Vertrouw op het goede nieuws.’
En ook hier heeft het zin om nauwkeurig te bekijken wat daar nu eigenlijk staat. Die korte passage speelt zich af vlak na de doop van Jezus door Johannes de Doper (Mc. 1,8-11). Die laatste had gezegd: ‘Ik doop met water, maar hij die na mij komt zal je dopen met de heilige Geest.’ En Jezus laat zich dopen, waarop de Geest op hem neerdaalt in de gestalte van een duif…

En dan begint de lezing van vandaag, want meteen na die doop drijft de Geest Jezus naar de woestijn (naar de ‘verlatenheid’ staat er eigenlijk). Dat ‘naar de woestijn drijven’ gaat niet zachtzinnig. Marcus gebruikt daarvoor het woord ‘ek-balloo’ en dat betekent: eruit gooien of uitdrijven (zoals Jezus demonen uitdreef), of verbannen. Kortom, de Geest waarmee Jezus zojuist werd gedoopt, mept hem de woestijn in. Daar houdt Jezus zich op bij de wilde dieren. Marcus gebruikt voor die dieren het woord ‘therion’ (en niet ‘zoo ‘on’): het gaat niet om het soort ‘wilde’ dieren dat je in een natuurreservaat of de Beekse Bergen tegenkomt, maar om grote gevaarlijke beesten die gevangen, bejaagd en vooral verjaagd moeten worden. In de mythologie wordt dat woord ook gebruikt voor monsters, draken en saters. En te midden van die beestenboel (of die beestachtigheid) wordt hij op de proef gesteld door satan en geholpen door engelen. Die Satan en die engelen vormen een soort tegenpolen. Satan is niet onze duivel met bokkenpoten en zo… het Hebreeuwse ‘satan’ betekent: tegenspreker, dwarsbomer, beschuldiger of aanklager. En tegenover die satan staan de engelen: woordvoerders van de Geest, de voorspraak, bemiddelaars.

Een weg uit de crisis

Zowel het verhaal van Noach op de vloed als dat van Jezus in de woestijn, zijn verhalen over een crisis: Noach die in veertig dagen de wereld ziet vergaan, maar die gelouterd het verbond tussen hemel en aarde mag ervaren. En Jezus die veertig dagen in een beestachtig milieu doorbrengt, belaagd door satan, maar die dan na die vuurdoop herrijst met het besef: God, de Enige is dichtbij, wat er ook gebeurt. Wat daar precies gebeurd is? Marcus zegt er geen woord over. Maar allebei zijn het verhalen van hoop. En wanneer deze verhalen gelezen worden op de eerste zondag van de Veertigdagentijd, dan nemen ze eigenlijk een voorschot op Pasen: want het mag zo zijn dat de wereld een chaos wordt, dat we op weg zijn naar de dood en dat onze zekerheden wankelen, maar hoe het ook is: de Enige zal er zijn. God is nabij.

De Veertigdagentijd is een allegorie op ons eigen leven en onze eigen geschiedenis. We kunnen ons leven zien als een lange tocht in de hoop op verlossing en de wereld als een vaak verpletterende warboel van lijden en geweld waaruit we hopen op te staan. Deze verhalen willen ons hoop inspreken. Want, mocht het zo zijn dat je enkel ellende om je heen ziet, vergeet dan niet om net als Noach door het luik naar boven te kijken. Sla, net als Jezus, de zorg van een engel niet af.

Houd de hemel open.

In Afwachting.

Tot het licht doorbreekt.

 

 

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *