Oculi
Overweging op zondag 3 maart 2024
door Ineke Lamers
Bij: Exodus 20, 1-17 en Johannes 2, 13-25
Het verhaal gaat, dat vluchtelingen uit de onvrijheid in Egypte, dat volkje Israël, drie maanden onderweg zijn en dan aankomen in de Sinaïwoestijn en hun kamp opslaan bij de berg in die woestijn. Het is dan en daar dat de ENE zich toont aan dat volk in vuur en stem en donderslagen. Het is een overweldigende ervaring. In de persoon van Mozes die als enige God mag en kan naderen, sluit God een verbond met dat volk: ‘Ik ben jullie God, jullie kunnen op mij rekenen. Maar houdt je aan mijn woorden’. En dan volgen de Tien Geboden, de Tien Woorden in het Hebreeuws.
Richtingwijzers voor een goed leven
Het zijn richtingwijzers voor een goed leven. Dat wil zeggen: een leven waarin alles en iedereen tot recht mag komen, en ook God recht gedaan wordt. Ze zijn zo beknopt, dat ze ook telkens weer om uitleg vragen. Want wat is bijvoorbeeld stelen? In ieder geval is het stelen wanneer ik straks uit iemands tas de portemonnee pik. Maar het lijkt me ook stelen wanneer we de aarde uitputten, wanneer we mensen in verre landen voor hongerloontjes of nog niet eens dát onze kleding laten maken omdat dat voor ons goedkoper is. Ik wil maar zeggen dat elke tijd opnieuw een doordenking vraagt van die Tien Woorden.
In het Bijbelboek Exodus blijft het ook niet bij die Tien Woorden. Zowel in dat boek als in de daaropvolgende drie boeken gaat het telkens weer om de concrete inrichting van het dagelijks leven en het religieuze leven aan de hand van die woorden. En het gesprek erover gaat in Jodendom en Christendom door tot op de dag van vandaag.
Offers brengen
Een van de oudste vormgevingen van de relatie met God, de ENE, is het brengen van offers. Mensen geven aan God van zichzelf: een dier uit hun kudde, maar ook graan, geurende stoffen, wijn, melk, honing. Dat hangt af van de bedoeling van zo’n offer. Maar in elk offer wordt eerbied, dankbaarheid en verzoening uitgedrukt. In de loop van de tijd komt er een vaste plaats voor brandoffers: de tempel in de stad Jeruzalem. Maar dat betekent meteen dat een offer niet meer iets is wat je weggeeft, waarvan je het gemis misschien echt voelt, maar iets wat je moet kopen, iets waar je geen persoonlijke relatie mee hebt. Een rund of een schaap voor de rijken, een duif voor de armen. Daarmee verandert er iets wezenlijks en daarmee gaat de deur open voor handel. Omdat de pelgrims naar de tempel in Jeruzalem uit alle windstreken komen en de euro nog niet bestond, zijn er geldwisselaars. Die doen dat waarschijnlijk niet vanuit liefdadigheid…
Door de ogen van Jezus
Kort voor Pesach, kort voor het feest waarin de bevrijding uit de slavernij in Egypte herdacht en gevierd wordt, bezoekt Jezus volgens het Johannesevangelie voor het eerst Jeruzalem. Wat zien zijn ogen op het tempelplein? Handelaars en geldwisselaars. Winst maken, ziet hij, over de ruggen van mensen heen. En daarmee wordt – in de ogen van Jezus – de plaats waar God aanwezig is, ontheiligd. ‘Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ luidt zijn verwijt, voornamelijk gericht aan de duivenverkopers van wie de armen afhankelijk zijn voor hun offer. Hardhandig verwijdert hij mensen en dieren en gooit het geld op de grond.
Voor wie dit een ver van mijn bed show is: ik weet niet of u ooit in Lourdes was? Ik was er ooit een halve dag en lichtelijk geschokt door de enorme handel buiten het heiligdom. En als je dan op het terrein van het heiligdom bent, is het eerste wat je ziet een plaats waar je kaarsen, wijwaterflesjes en medailles kunt kopen…
Kijk naar de nieuwe tempel
Terug naar het Johannesevangelie. Dat is ergens aan het einde van de eerste eeuw ontstaan. Dan is de tempel al verwoest is door de Romeinse bezetters in het jaar 70.
Mensen vragen Jezus hoe hij het in zijn hoofd haalt om zo te keer te gaan. Joods leven zonder de tempel is immers ondenkbaar. Jezus antwoordt: ‘Breek deze tempel maar af, ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ De vragenstellers denken aan het gebouw, maar Jezus spreekt over zijn lichaam dat net als de tempel in Jeruzalem ten onder zal gaan, maar daarna opnieuw zal opstaan. Het is alsof de schrijver wil zeggen: ‘In Jezus, in een mens, is God aanwezig. Hij is de nieuwe tempel! Kijk naar hem!’.
Voor de eerste generaties volgelingen van Jezus, zeker als ze van Joodse huize waren, was dit een zeer opvallende en controversiële uitspraak en dat is het nog steeds. De verwoesting van de tempel in Jeruzalem is een heel groot trauma in de geschiedenis van het Jodendom. Het zoeken naar nieuwe manieren om de relatie tussen mens en God uit te drukken, te beleven en te verwoorden was een grote opgave.
Onze ogen gericht op de Ene en elkaar
De evangelietekst sluit af met een waarschuwing: Jezus zelf vertrouwt ze niet zo, al die mensen die zijn aanhanger worden op grond van wondertekenen. Hij doorziet hen. Hij ziet dat het meer spanning en sensatie is dan werkelijke bekering. Dat mag ook voor ons een waarschuwing zijn: zijn onze ogen steeds op de ENE gericht? En dus: zijn onze ogen steeds ook op elkaar gericht? Immers: de kortste samenvatting van de Tien Woorden is deze: Heb God lief en heb je naaste lief zoals je jezelf liefhebt.
Heb God lief met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw verstand. Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief zoals uzelf.
Matteüs 22: 37
Dat het zo mag zijn.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!