Van God de moeder

Overweging op zondag 12 mei 2024 door Natascha Leeuwenkuyl

Bij: Handelingen 1, 1-11 en Johannes 17, 9-23

 

Hemelvaart. Negenendertig dagen na zijn opstanding uit de dood keert Jezus terug naar God. ‘Gaat ‘ie dan voor een tweede keer dood?!’ vroeg een collega. ‘En is dat dan een reden om te víeren? Wat víer je dan?’ Het beeld dat Johannes schetst is heel plastisch: ‘Toen hij (Jezus) dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhoog geheven en opgenomen in een wolk.’. Alles bij elkaar opgeteld, kun je het mensen niet kwalijk nemen dat ze het nogal een ongeloofwaardig verhaal vinden.

En toch. De Bijbel is een meesterlijk boek. De verhalen zijn van eeuwigheidswaarde, toen en nu. Ze kunnen worden vertaald naar alle tijden van leven, en geven zo stof tot overwegen, tot dialoog. Als je de verhalen maar niet te letterlijk neemt … .

En zo besloot ik om het letterlijk onwerkelijke verhaal van Hemelvaart met een vrije geest te lezen. Associatief. Graag neem ik je mee in de gedachtenkronkels die er dan ontstaan in m’n hoofd.

Terug naar de moederschoot

De eerste gedachtekronkel was dat het vandaag de tweede zondag van mei is: moederdag. Misschien is het omdat ik ouder word, en mam ook, maar ze worden me steeds dierbaarder, die ouders van me. Eind zeventig zijn ze. Vitaal en tegelijkertijd steeds kwetsbaarder. Het is de kwetsbaarheid die me raakt en me doet beseffen hoe kostbaar dat is, dat je ouders hebt. En wát voor ouders heb ik. Ouders waar je altijd welkom bent, waar je de weg in huis kent. De keer dat ik verlangde naar nestwarmte en dat ik bij binnenkomst – ze waren niet thuis – de theepot in de muts vond, en een spoor van briefjes naar de chocolade. Mam. Zo lief. Ouders die me altijd steunen, achter me staan en me helpen als dat nodig is. Ouders die er altijd voor mij zíjn.

Met Hemelvaart keert Jezus terug naar de God. Terug naar de oorsprong, terug naar wie hem in het leven heeft gezet, terug naar wie hem het leven heeft gegéven, terug naar de moederschoot.

Niet vanzelfsprekend

Dat is niet vanzelfsprekend, dat we kunnen terugkeren naar de moederschoot. Voor velen van ons geldt dat zij, moeder, niet meer in ons leven is. Ze is overleden. Met een beetje geluk heb je goed afscheid kunnen nemen. Of is er een plek waar de herinneringen dichtbij zijn, en zijzelf daarmee ook.

En misschien is jouw moeder nog wel in leven, maar niet in jóuw leven. Omdat er dingen zijn gebeurd, of gezegd, of gedaan, of juist níet gebeurd, gezegd, of gedaan waardoor een afstand is gecreëerd die niet meer te overbruggen is of lijkt.

En ook al is jouw moeder nog wél in jouw leven, ook dan kunnen er momenten zijn van twijfel of je kunt vertrouwen op de band met jouw moeder. Dat zijn, ervaar ik tenminste, altijd de momenten die er toe doen. Momenten waarop je zelf kwetsbaar bent. Momenten waarop jouw innerlijke kind roept om ouderlijke aanwezigheid in de vorm van zorg, steun, of vertrouwen dat het goed komt.

In kwetsbaarheid uitreiken

Misschien is dit wat Jezus voelde, op Goede Vrijdag, hangend aan dat kruis. Gepijnigd, uitgejouwd, gesard. Radeloos en ten diepste vertwijfeld over de Ene die er altijd voor hem was, maar kennelijk, niet meer. Niet meer op dit onmenselijke moment waarop hij zo’n behoefte had om gesteund of gered te worden. Hij schreeuwt de wanhoop uit: ‘God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’.

Durf je in al jouw kwetsbaarheid uit te reiken naar die mens die je op dat moment zó nodig hebt? Met de mogelijkheid om teleurgesteld te worden, omdat de ander jouw uitgestoken hand niet aanneemt. Uit onwil. Maar vaker omdat de ander jouw handreiking niet beantwoordt zoals je dat gehoopt, uit onvermogen of omdat de afstand toch te groot is om in één keer te overbruggen.

Wat als het stil blijft?

En dan komt ’t eropaan. Wat doe je als je teleurgesteld bent in die ander, ouder, geliefde, vriend, vriendin, kind, reisgenoot? Trek je jezelf terug om niet meer gezien te worden? Of neem je expliciet afscheid? Of kruip je in een veilige hoek om op kracht, en daarna, weer tevoorschijn te komen?

Daar aan het kruis reikt Jezus uit naar de Ene: ‘God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’. Het blijft stil. En toch is zijn vertrouwen in de aanwezigheid van de Ene zo diep dat hij zich even later toevertrouwt aan de Ene met de woorden: ‘Vader, ik vertrouw mijn geest aan u toe.’ (Lucas 23, 14).

Wat vindt dit mensenkind bij de Ene, dat hij zich toevertrouwt aan haar? Verlangen we naar het vertrouwde van de oorsprong, naar de vrouw die ons het leven heeft gegeven en naar de vader, moeder, Ene bij wie we zo graag weer thuis willen komen, geborgen en onvoorwaardelijk geliefd. Of keren we terug naar de Ene die ons betekenis heeft gegeven, en ons in de wereld heeft gezet om betekenisvol te zijn voor anderen. Keren we terug om gevoed te worden, en geïnspireerd, om dat betekenisvolle werk dat zij ons heeft geleerd voort te zetten en door te geven aan onze kinderen, al dan niet eigen.

Overgave aan de Ene

Op Goede Vrijdag aan het kruis geeft Jezus zich over aan de Ene. Met een vertrouwen dat wordt herbevestigd met Hemelvaart als Jezus voor de tweede keer terugkeert naar de Ene, vader, moeder, God dichtbij.

Op deze dag wens ik je dat je thuis kunt zijn bij de mensen die je liefhebt, jouw moeder voorop, in leven of in levende herinnering. Dat je durft uit te reiken naar ouders, geliefden, vrienden en vrienden, en dat je de kracht hebt om wederom uit te reiken als je wordt teleurgesteld in de ander. En als je deze kracht niet meer kunt of wilt opbrengen, dat je jezelf dan altijd nog kunt toevertrouwen aan de Ene, moeder, vader, God dichtbij.

Amen.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *