Je kruis dragen
Overweging op zondag 8 september 2024
door Jan Glorius
Bij: Deuteronomium 4: 1 – 2 en Marcus 8: 27 – 9: 1
We gaan weer verder waar René vorige week gebleven was: het vervolg van hoofdstuk 8 uit het Marcusevangelie.
Na de genezing van een blinde te Betsaïda- dat ging in fases: eerst zag hij nog vaag ‘mensen als bomen’, maar daarna zag hij helder – volgt er opnieuw een fragment dat gaat over het openen van de ogen. Het is geen genezing van letterlijke blindheid, maar wel van het openen van ogen voor een nieuwe realiteit. Een realiteit die dwars ligt, die zo lastig te begrijpen is, dat de leerlingen het in eerste instantie niet zien.
Zien wie Jezus is
Jezus vraagt aan zijn leerlingen: ‘Wat zeggen de mensen over mij?’. Ze antwoorden met dezelfde woorden die we ook in Marcus 6 lezen. Daar vraagt koning Herodes wie toch die Jezus is, waar kennelijk zoveel over te doen is. De Joden antwoordden hem: ‘Johannes de Doper, die is opgewekt uit de doden’ en ‘Nee, het is Elia of één van de profeten.’ De leerlingen herhalen deze woorden en geven dus inderdaad weer wat zoal over Jezus gezegd werd. Maar Jezus vraagt door, naar hun persoonlijke visie: ‘Wie ben ik volgens júllie?’. Namens de leerlingen geeft Petrus het antwoord: ‘U bent de Messias.’
Ziezo, dat is eruit! Dat is een eerste opengaan van de ogen van de leerlingen, want dit is wat ze zagen: Jezus die vertrapte, afgeschreven en onrein verklaarde mensen geneest en aan armen het goede nieuws verkondigt. Als dat niet de Messias is!
Een Messias die lijden moet
Maar ze zijn er nog niet. Jezus drukt hen op het hart om dit aan niemand te vertellen. Hij wil niet dat er een verkeerd beeld over hem verspreid wordt. Hij is namelijk niet de Messias die ze dénken dat hij is! Nee, niet een Messias die groot, almachtig en hoog te paard alles komt herstellen en in een handomdraai de aarde verandert in een paradijs. Dat gaat niet gebeuren, tenminste nu nog niet, misschien ooit, aan het einde der tijden.
Nee, Jezus is een Messias die lijden moet, zoals in Jesaja beschreven staat. Verworpen door de oudsten, ter dood gebracht en dan…na drie dagen opstaan uit de dood. Jezus spreekt daar vrij en openhartig over.
Dat moet even landen bij de leerlingen! Petrus sputtert tegen en begint Jezus hierover ernstig te onderhouden. Jezus reageert hier ongekend fel op:
hij noemt Petrus een Satan! Bij dat woord, bij die naam, denken we terug aan het begin van het Marcusevangelie, waarin we lezen dat Jezus – na zijn doop in de Jordaan- naar de woestijn wordt gedreven en daar veertig dagen beproefd wordt door Satan.
Door de vermaningen van Petrus is Jezus weer terug in die woestijn. Misschien verwoordt Petrus wel de innerlijke strijd van Jezus zelf: een spoor van twijfel en onzekerheid. Kan hij zijn zware lot wel dragen? Het zijn gedachten die voor hem een beproeving zijn: toen in de woestijn, en ook nu in dit gesprek met Petrus.
‘Jij denkt niet aan Gods bedoelingen, maar aan die van de mensen” bijt Jezus Petrus toe. Veelbetekenend staat er dat Jezus zich omkeert, hij went zich af van die verkeerde gedachte. En er staat ook nog ‘achter mij!’. Het is een radicaal zich afwenden van al te menselijke motieven die Gods bedoeling in de weg staan.
Je kruis opnemen
Toen hadden de ogen van de leerlingen nog een keer open kunnen gaan, maar dat gebeurde pas veel later: na de Opstanding en de komst van de Heilige Geest. Jezus legt nog eens uit op welke manier hij Messias is en wat de consequentie is als wij hem willen volgen. Niet alleen zijn leerlingen moeten die uitleg horen:
ook de menigte en die menigte dat zijn wíj. Je moet jezelf verloochenen en je kruis op je nemen.
Al wie zijn ziel wil redden
die zal haar verliezen,
maar al wie zijn ziel zal verliezen
om mij en het evangelie
die zal haar redden.
Dat is spirituele taal. Je kunt het ook anders formuleren, al is het wat kort door de bocht: als je alleen maar denkt aan je eigen hachje, dan leidt dat nergens toe
maar als je God en de Goede Boodschap belangrijker vindt dan jezelf, dan zul je leven vinden. Zo versta ik het.
En zo simpel als het klinkt, zo simpel is het ook. Het enige wat gevraagd wordt, is trouw te blijven aan je mens zijn, aan wie je bent en aan je Schepper die jou ongetwijfeld met een bepaalde bedoeling op deze aarde heeft gezet. En daar hoort bij dat je je kruis moet dragen.
Accepteren dat je tekortschiet
Nou kun je deze uitspraak gebruiken om alle pijn die een mens heeft -fysiek en anderszins- weg te redeneren, goed te praten, in de schaduw te stellen van de ‘lijdende Jezus aan het kruis’ die immers veel heviger heeft geleden dan jij en ik ooit zullen ervaren. (Behalve dan Hans Dorrestijn die ooit rijmde:
‘Zelfs Jezus aan het kruis had het makkelijker dan ik thuis!’)
Het is onzin om pijn en lijden te idealiseren als weg naar God, zoals sommigen gedaan hebben of nog doen. Je kruis dragen is: accepteren dat je als mens tekortschiet. Dat er momenten zijn waarop je vastloopt, wanhopig wordt, waarop je al je dromen, wensen en idealen ziet mislukken, denkt niet meer verder te kunnen, geknakt bent door verdriet en gemis…
Je weet dat er momenten zijn of kunnen komen dat de zwaarte van jouw leven, als een kruis op je schouders drukt. Durf en kun je dan zeggen en bidden: ‘God, hier kan ik niet verder, maar ik vertrouw erop dat Jij mij draagt?’.
De Messias in al zijn heerlijkheid
Als je dat zonder schaamte of schuldgevoel durft te doen, zo zegt Jezus, dan zul je niet beschaamd blijven staan. Dan zul je de Messias zien in al zijn heerlijkheid! Er zijn er al die dat zien vóór ze sterven. Het is simpele overgave, maar hoe moeilijk is dat?!
Het zij ons gegund dat wij het leren.
* Inspiratie voor deze overweging haalde ik uit: ‘Ga anders denken’ van Dries van de Akker (Abdij van Berne, 2020) en ‘God ontmoeten in Marcus’ van Rowan Williams (Abdij van Berne, 2017).
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!