Wie het kleine niet eert…

Overweging op zondag 22 september 2024
door René Munnik

Bij: Deuteronomium 13,2-6 en Marcus 9,30-37

 

Eerste lezing: Deuteronomium 13,2-6
Wanneer een profeet of een droomuitlegger uit uw midden een teken of wonder voorspelt dat vervolgens uitkomt, en hij verbindt daaraan een oproep om andere, u onbekende goden te volgen en te dienen – luister dan niet naar wat hij zegt. Want de Ene, uw God, wil u daarmee op de proef stellen, om te ontdekken of u hem wel met hart en ziel liefhebt. Blijf de Ene, uw God, volgen en heb alleen voor hem ontzag. Leef zijn geboden na en luister naar hem; dien alleen hem en blijf hem toegedaan. En die profeet of droomuitlegger moet ter dood gebracht worden omdat hij u wilde opzetten tegen de Ene, uw God, die u uit Egypte heeft weggehaald en u uit de slavernij heeft bevrijd. Die man heeft immers geprobeerd u af te brengen van de weg die de Ene, uw God, u had gewezen. Zo moet u het kwaad dat zich bij u aandient in de kiem smoren.

Tweede lezing: Marcus 9,30-37
Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, want hij was bezig zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen: “De Mensenzoon wordt overgeleverd aan de mensen. Die zullen Hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.” Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen.
Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg hij hun: “Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?” Ze zwegen, want ze hadden onderweg getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: “Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.” Hij pakte een kind op en zette het in hun midden neer; hij sloeg zijn arm eromheen en zei tegen hen: “Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.

Politieke boodschap

De beide lezingen van vandaag, bevatten een onversneden politieke boodschap. In de eerste uit het boek Deuteronomium gaat het over valse profeten en droomuitleggers. Maar wie zijn dat tegenwoordig… droomuitleggers en valse profeten? Dat zijn vandaag de dag, zou ik zeggen, vooral de spraakmakende toekomstvisionairen (toch een soort ‘profeten’), opiniemakers, beleidsmakers, verkiezingswijzers, kijkcijferpeilers, mediabobo’s, tafelgasten bij praatprogramma’s. Als die in de publieke ruimte het woord nemen… pas dan op. Zélfs als hun voorspellingen uitkomen, en zelfs als hun opinies en toekomstvisies geloofwaardig klinken… pas op. Want… als hun woorden niet doortrokken zijn van een geest van vrede en gerechtigheid… als die woorden je verleiden tot het dienen van afgoden (erkenning, status, imago, kapitaal of wat ook) en afleiden van het besef dat je zelf ooit uit de modder bent getrokken en uit de slavernij bent bevrijd… luister dan niet naar zo’n profeet of droomuitlegger. Sterker nog: snoer hem de mond. Het eerste testament heeft lak aan vrije meningsuiting.

Afgoderij

Het gaat in Deuteronomium dus niet over de malafide makers van nepnieuws (waar je met wat goede wil zo doorheen prikt) of de bedenkers van ridicule complottheorieën. Dat is al erg genoeg, maar daar gaat het niet over. Het gaat over mensen die juist wel ‘in alle redelijkheid’ meningen verkondigen en doelen aanprijzen… Maar dan wel meningen en doelen die uiteindelijk neerkomen op afgoderij, omdat ze niet appelleren aan vrede en gerechtigheid voor allen, maar aan angst of louter zelfbehoud of zelfbelang… DAT kwaad moet je in de kiem smoren… naar zulke mensen moet je NIET luisteren. ‘Je moet ze ter dood brengen’ staat er in Deuteronomium. Maar dat is een beetje ouderwets. Tegenwoordig zou je ze moeten cancelen.

Jezus verkeerd begrepen

De tweede lezing uit het evangelie van Marcus bevat ook zo’n boodschap. Daar wordt verteld over Jezus met zijn leerlingen in Galilea. Die leerlingen zijn er oprecht van overtuigd dat hun leermeester Jezus de Mensenzoon, de Messias/Gezalfde is, die hun volk komt bevrijden… en dat ze dus vanuit de verdrukking op weg zijn naar een heilsstaat waar Jezus de scepter zal zwaaien; dat ze de voorhoede vormen van Gods volk onderweg.

Dan zegt Jezus iets wat niet in hun denkraam past, namelijk: dat hij wordt overgeleverd en gedood, maar na drie dagen zal opstaan. Dat snappen ze dan weer niet, want welke bevrijder op weg naar de overwinning zegt zoiets van zichzelf. Ze snappen het niet, maar ze durven ook weer niet te laten merken dat ze het niet snappen… en daarom vragen ze er maar niet naar.

Maar dàt ze het niet gesnapt hebben, blijkt even later. Dan zijn ze namelijk onderling aan het kibbelen en ruziën over de vraag wie van hen het belangrijkste is. Tja… in de volle overtuiging dat zij de inner circle vormen rond de man die hun volk zal bevrijden en die dus binnenkort zal regeren over de heilsstaat (het ‘Beloofde Land’, het ‘Nieuwe Jeruzalem’…), zijn ze onderling maar alvast de ministerposten aan het verdelen, met alle geruzie van dien.

In feite zijn die leerlingen bezig om van Jezus de Messias een afgod te maken; een idool. Ze zijn bezig om af te glijden naar de valse profetie van Deuteronomium, omdat ze van Gods belofte – ‘Ik zal er zijn voor jullie’ – die belichaamd wordt in Jezus, het kant-en-klare antwoord verwachten op hun hoogsteigen politieke verlanglijstje.

Moderne verleidingen en afgoden

En zo lopen ook wij het gevaar dat we van Bijbelse woorden afgoden maken. Een heilig woord als ‘gerechtigheid’ bijvoorbeeld… dat dreigt vanzelf een afgod of een idool te worden wanneer we in naam van dat woord claimen de oplossing te hebben voor alles wat wij vrezen. Dan zijn we, net als de leerlingen, binnen de kortste keren onderling aan het ruziën en redetwisten met elkaar over de vraag wiens angst voorrang heeft; wie of wat het belangrijkste is: de opwarming van de aarde, of het vluchtelingenvraagstuk, of de kloof tussen arm en rijk, of de rechtsstaat, of bestaanszekerheid, of wat dan ook. Dat worden dan allemaal idolen. Want… het is heel gemakkelijk om ongerechtigheid aan te wijzen, maar uiteindelijk weten we helemaal niet wat gerechtigheid is. We beschikken er niet over, snappen het niet en durven daar niet naar te vragen.

De les van Jezus

Terug naar Jezus en zijn leerlingen…  Jezus reageert op hun politieke geruzie met een vraag: ‘Wil je de belangrijkste zijn? Dan moet je de minste van allemaal en ieders dienaar willen zijn.’ En hij pakt een kind op, zet het in hun midden neer, slaat zijn arm eromheen en zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt neemt Hem op die mij gezonden heeft.’

Wat doet Jezus hier eigenlijk? Twee dingen: om te beginnen forceert hij een soort omkering van perspectief: van uitsluiting naar insluiting. Van een politieke belangenstrijd tussen partijen met hun idolen – de één tégen de ander: Wie/wat is het belangrijkste?- richt hij de schijnwerper op de gemeenschap en wie daarbij hoort: Wie/wat neem je op? Wie/wat houd je vast? Wie/wat laat je niet vallen?

En vervolgens geeft hij een voorbeeld van wát je dan op moet nemen: ‘één zo’n kind’. Uit de context is duidelijk dat dit kind geen vertederende pasgeboren zuigeling is: het stáát immers in hun midden. Maar het is wel een heel jong kind: een kind dat nog niet van de boom van de kennis van goed en kwaad heeft gegeten, dat – zoals we zeggen-  nog niet is toegetreden tot de ‘jaren des onderscheids’; dat onmondig is en dus in feite geen stem heeft en geen partij is. Het is een kind dat – niet zoals tegenwoordig, met blijde verwachtingen, babyshowers, genderrevealparty’s en kraamcadeaus is verwelkomd en ‘vol belofte voor de toekomst’ heet te zijn, maar vooral een wezen dat zijn toekomstbestendigheid nog maar moet bewijzen en waarmaken. Kortom: een wezen dat in de politieke belangenstrijd geen partij kan zijn omdat het onmondig is en simpelweg niet weet welke belangen het zou moeten dienen.

En zo’n kind moet je opnemen: bij je houden en niet laten vallen. Al is het er maar één. En dán ben je belangrijk. Want de politiek van Gods koninkrijk is geen belangenstrijd voor een of ander nationaal of internationaal ‘hoogste belang’, of een of andere ‘allerbelangrijkste waarde’, maar de gezamenlijke vormgeving van een gemeenschap waar iedereen zich thuis mag weten. Want dát is de politiek van de Stad van God.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *