In de Tussentijd
Overweging op zondag 1 december 2024 door Natascha Leeuwenkuijl
Bij: Zacharia, 14,4-9 en Lucas 21,25-31
De komende zondagen is een fragment uit het boek over het gedachtegoed van Martin Buber de rode draad. Kwaliteit van leven, het humanisme van Martin Buber heet dat boek. De mensen van leesclub zullen het herkennen. Jan werd getroffen door het fragment omdat het zo mooi past bij deze tijd van het jaar:
In het Joodse messianisme is verwachting het grondwoord. Verwachting is niet hetzelfde als verlangen of hoop, zij is concreter. Verwachting is actief wachten op, vanuit een directe betrokkenheid. Verwachting betreft iets van buitenaf wat op de wachtende toekomt: de ware liefde, eindelijk gerechtigheid.
Verwachting als grondwoord, dat betekent: het woord waar alles uit voortkomt. Het woord ‘verwachting’ klinkt zo hoopvol, positief. Wachten op anders, op beter. Het betekent óók dat er redenen zijn om te verwachten. Dat verwachting gegrond is. Alsof het hier en nu niet is wat ’t moet wezen, en we daarom wachten op beter. Het woord eindtijd moet vallen als we luisteren naar de lezingen van vandaag. Zacharia schetst een dag zonder licht, hemellichamen die hun glans verliezen en zoveel donkerte dat de dag niet meer te onderscheiden is van de nacht. En ook Lucas voorspelt de eindtijd in tekenen aan zon, en maan en sterren, en hij voorspelt dat we, wíj, sidderen van angst en onmachtig zijn voor wat er met de wereld zal gebeuren. Wat er gebéurt. Want dat de wereld in brand staat, dat valt niet meer te ontkennen. Werkend aan deze overweging was het de week na de onrust in Amsterdam en het antwoord hierop van het kabinet en de fractievoorzitters van de regerende partijen. Inhoudelijk voel ik me niet geroepen om daar wat over te zeggen. Daar is het tijd noch plaats voor, en bovenal ben ik niet toegerust om een verstandige en helpende bijdrage te leveren aan dat debat.
Op weg naar beter
Waar ik het wél over wil hebben is het gevoel van onmacht grenzend aan wanhoop wat me bekroop en regelmatig bekruipt als ik de kranten lees en luister naar fragmenten van nieuwsberichten op radio en televisie. Dat we niet bij machte zijn om de wereld te veranderen, dat is zeker. Maar wat in hemelsnaam helpt ons
op de weg naar beter? Wat dat beter ook mag zijn. Een antwoord kwam op een van de opleidingsdagen van de studie evolutionaire psychologie. Daar werd verteld van een wereldwijd onderzoek naar het terugbrengen van verloren portemonnees. De grafiek wees uit dat in Zwitserland, Noorwegen en Nederland verloren portemonnees bijna altijd worden afgegeven op het dichtstbijzijnde politiebureau of bij de rechtmatige eigenaar. China bungelt onderaan de lijst: daar kun je fluiten naar je portemonnee. Het verbaasde me. Je zou toch andersom denken: een collectivistisch land als China met waarden als veiligheid en sociaal gedrag in gedachten, en Nederland en Nederlanders zo gericht op zichzelf. De verklaring was kort samengevat: goed werkende instituties doen ertoe. Met meer woorden: instituties zoals de rechtspraak, politie en overheden waarborgen waarden als rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid van iederéén. Je voelt jezelf beschermd door een vertrouwenwekkend systeem. Vanuit deze veilige basis is er ruimte voor andere belangen dat jouw eigen belang of het belang van de ‘stam’, de groep met wie je jezelf verbonden voelt. Er is ruimte om de blik naar buiten te richten, je te verplaatsen in de ander, en het ook voor ander goed te doen. Als deze veilige basis er niet is, dan keert de mens zich naar binnen: alle aandacht wordt gericht op eigen belang en het belang van de groep waarmee je jezelf verbonden voelt. Rijen gesloten. Muren opgetrokken. Stellingen beklommen. Posities ingenomen: wij-zij. Niet dat we daar bewust voor kiezen, zo van: vanaf morgen vertrouw ik de ander niet meer. Ik denk dat het een geleidelijk proces is van onszelf steeds meer afsluiten van anderen omdat we ons niet beschermd voelen als we ons tonen zoals we zijn. Daar in de studiebanken kwam ik tot de slotsom dat we in deze tijden van toenemende polarisatie vóór alles onze instituties hoog moeten houden: dat we moeten stáán voor de rechtsorde, van rechter tot politie en dat we vertrouwen moeten geven aan de politici die ons vertrouwen verdienen, omdat zij de onafhankelijke macht kunnen zijn die rechtvaardigheid en veiligheid borgen in deze onrustige tijd.
De ander als hulpbron
Een andere bron van inspiratie om de weg te vinden in tijden van onzekerheid is het werk van Martin Buber, de man van de rode draad van deze adventstijd. Deze Martin Buber was een Joodse godsdienstfilosoof en werd bekend met zijn boek Ik en jij. In dit boek stelde hij dat een mens niets is zonder een ander. Hij schreef: ‘Een mens kan alleen maar ik zeggen dankzij het jij’. Relaties zijn essentieel voor menswording en menszijn, omdat onze identiteit wordt gevormd in interactie met anderen. In de filosofie van Martin Buber wordt de mens beschouwd als deel van een gemeenschap. Dáár in de gemeenschap van mensen ontstaat contact en échte verbinding. In aanloop naar deze zondag sprak ik met vrienden over de vier weken van advent, als tijd van verwachten en wachten. Wat te verwachten, dat bleek een moeilijke vraag, getuige de vele pffff’s. Vrede, liefde, geluk: grote woorden. En soms ook kleiner: een aanstaande operatie, een start in een andere baan, studeren en dan ook op kamers gaan. De vraag: ‘Wat helpt je wachten?’, bleek eenvoudiger te beantwoorden: ‘verduren’ was een vaak gegeven antwoord, zeker als dat wat de ander te wachten stond pijnlijk of verdrietig of onzeker was. Net als het volk van Jeruzalem dat, aldus Lucas, duikt voor oorlogen, epidemieën, hongersnoden, aardbevingen en alle ellende waar ze doorheen moeten voordat de tekenen van verlossing herkenbaar zijn in de zon, en maan en sterren. Wat ook helpt in tijden van wachten is de ánder. Martin Buber indachtig helpt de ander ons in tijden van onzekerheid, pijn en onrust om de last samen te delen en zo te verlichten wat zwaar weegt. Maar ook om samen te verheugen, om het plezier van spanningsvol uitkijken naar wat komt te delen.
Tussentijd
We leven in een transitietijd. Wat ooit was, dat is niet meer. Tussentijd. Wachtend op God weet wat. In deze tussentijd van wachten op het verwachte, God weet wat, geeft Lucas onze een goede raad. Hij adviseert ons om te kijken naar de vijgenboom en al de andere bomen. Als je ziet dat ze uitlopen weet je dat de zomer in aantocht is. Kijken naar wat wél is: betekenisvol oogcontact met een onbekende, een hulpvaardige hand of de sfeer van zo meteen als we samen dat prachtige ‘Herschep ons hart’ zingen. Want ja, we zijn niet bij machte om de vraagstukken van deze tijd – het woord eindtijd wil ik niet gebruiken, dat klinkt zo defaitistisch – op te lossen. En tegelijkertijd zijn we niet machteloos in deze tussentijd. We kunnen onszelf en de maatschappij behoeden voor wij-zij-denken, stáán voor de democratie en waarden als rechtvaardigheid en veiligheid. We kunnen leven in verbinding met elkaar, of zoals Martin Buber zei met een knipoog naar de Bijbel: ‘In den beginne was er relatie’. We kunnen ons openen voor tekens van hoop, voor het licht, zoals de eerste kaars die we vanochtend ontbrandden. En bovenal kunnen we zíngen. We kunnen de hoop uitzingen dat we steeds weer onze hart herscheppen, dat we ons verstand herademen en dat we elkaar behoeden en doen leven, omdat dat álles is wat er is: elkaar en Ander.
Amen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!