Als vluchteling geboren

Overweging op 24 december 2024 door Jan Glorius

Bij: Jesaja 9: 1 – 6 en Lucas 1: 1 – 20


Het licht heeft het koud, er waait een gure wind door onze wereld.

De oorlogen, waar we allemaal ontdaan en machteloos de verslagen van zien en lezen, gaan maar door, van kwaad naar erger. Het dodenaantal loopt op, het aantal ontheemden ook. Uitzicht op vrede is er niet. In veel landen staat de democratie onder druk en worden mensen daadwerkelijk onderdrukt.

Het licht heeft het koud. Het is een diepe wereldnacht!

De vraag is: hoe hou je het als Christen, als mens van goede wil, vol te geloven in veiligheid, een beetje gerechtigheid, vrede en voorspoed voor ieder mens? We mogen immers de moed niet opgeven. We mogen ons geloof in het Koninkrijk van God niet verliezen, want daarmee zou alles wat ons lief is hopeloos verloren gaan. Dat vraagt geloofsvertrouwen. Daarom zetten we naast die trieste werkelijkheid een ándere werkelijkheid, een werkelijkheid die óók bestaat, zonder twijfel. Een werkelijkheid van geloof, hoop en liefde, omdat de Ene zich – vanaf den beginne – altijd om de mens heeft bekommerd en dat nog doet. 

Wij, gelovige mensen, durven er op te vertrouwen dat het kán en ooit waarheid worden zal: “een beetje gerechtigheid, hemelse zomers, aardse dagen zonder marteling en moord, het licht dat van puur licht kind is en woord”

 

Het volgende moeten we onthouden: dat we allemaal als vluchteling geboren worden, op zoek naar de juiste plek, naar veiligheid en wat voorspoed, een liefkozende blik.

Dit is een fragment uit van het gedicht ‘Een krijgszuchtige tijd’ dat Marieke Lucas Rijneveld schreef in opdracht van de Volkskrant aan het begin van de inval van Rusland in Oekraïne.

Als vluchteling geboren

We worden allemaal als vluchteling geboren: op zoek naar de juiste plek. Die juiste plek vinden we pas als we ontvangen worden, gezien, gekend, met name genoemd en gewaardeerd. Als pasgeboren baby door onze ouders op de eerste plaats, en onze zussen en broers. En in ons latere leven door alle mensen die we tegenkomen op ons levenspad en die ons goedgezind zijn.

We hebben mensen nodig die ons wat veiligheid en voorspoed bieden en wellicht een liefkozende blik.

Veiligheid, voorspoed en een liefkozende blik

Jezus als vluchteling

We worden allemaal als vluchteling geboren: dat gold ook voor Jezus van Nazareth. In de overvolle herberg, waar het leven – in de waan van alle dag – haar gang gaat met drukte, eten, drinken, gelach, geflirt en lawaai – daar was geen plaats voor Hem. Als een dakloze kwam hij ter wereld in een nederige stal, tussen os en ezel, bij de liefdevolle blik van Maria en Jozef, veilig bij de waakzame herders met hun schaapjes en met bezoek van wijzen die met hun dure geschenken wat voorspoed hoopten te brengen. Dáár vond hij de juiste plek.

God als asielzoeker

We worden allemaal als vluchteling geboren: ja, God Zelf is een asielzoeker, op zoek naar de juiste plek.

De juiste plek

In Genesis lezen we hoe God zij aan zij wandelde met de eerste mensen in wat ‘het aardse paradijs’ genoemd wordt. God en mens waren samen op dezelfde plek.

Maar helemaal wederkerig was het niet: God gaf ons aan onszelf, dat wil zeggen dat God ons tot zelfstandige mensen schiep, met een vrije wil, met het vermogen om God te ontvangen óf om God de deur te wijzen, om onze broeder of zuster te beminnen óf de hersenpan in te slaan: “voor jou geen plek in mijn herberg!”

In de oude Schriften lezen we hoe de mens zich dan weer afwendt van God, dan weer hartstochtelijk om God smeekt en bidt. Hoe de mens een verblijfplaats voor God bouwt; een altaar, een ark, een tempel, die vervolgens weer vernietigd worden. Een geschiedenis van bidden en smeken tot God en dan weer mindere goden aanbidden, zich toewenden tot de Ene en zich dan weer afwenden. Een mens mag dan wel van goede wil zijn, een heilige is de mens maar zeer zelden.

Maar gelukkig: God staat bóven al dit menselijke gedoe en kijkt, ondanks alles, met een liefdevolle blik naar ons. God heeft ons het leven gegeven en heeft ook het vermogen dat leven in ons verder te dragen, zelfs over de dood heen.

God kan niet zonder mensen

Maar om levend te kunnen blijven in ons menselijke bestaan, om handen, voeten en een gezicht te krijgen, is God afhankelijk van ons, van onze bereidheid de Ene toe te laten. God kan niet zonder mensen, zoals de mensen niet zonder God kunnen. God biedt zich aan als de weg naar voorspoed en vrede. Zo kan onze aarde heus wel de juiste plek zijn voor ieder mensenkind. Daarom zoekt God steeds opnieuw asiel bij mensen, ondanks hun fouten.

Dat werd met name zichtbaar in de mens wiens geboorte we deze nacht gedenken: Jezus van Nazareth. In deze mens werd duidelijk hoe God en mens kunnen samen wonen, hoe de Joodse wetten en profetieën in vervulling kunnen gaan, hoe de aarde een Koninkrijk van God kan zijn een rijk van vrede, veiligheid en voorspoed voor iedereen.

Jezus was immers een mens voor wie ieder mens telt, ook het uitschot: de melaatsen, de tollenaars, mannen en vrouwen die hun lijf verkopen, gestoord, bezeten, kreupel, doof, corrupt, blind of verblind, lam of lamgeslagen… Jezus vond iederéén de moeite waard. Iederéén verdient een plaats aan zijn tafel, want hij wilde dat hun leven een goede wending zou nemen.

Als je het geloven kunt is Jezus niet slechts God, niet slechts mens, maar God en mens gezamenlijk.

Wij willen dat Kind Jezus ontvangen en liefdevol aankijken, omdat we ons met hem verbonden voelen, omdat ook wij gezien en ontvangen willen worden,
omdat ook wij andere mensen welkom willen heten in ons leven, omdat God ieder van ons nodig heeft.

Schuilkelder

Hoe je dat doet geeft Marieke Lucas Rijnevaart aan in een ander fragment van haar gedicht:

Dus maak vrij baan in het hart,
want daar is een onmeetbare ruimte.
En bedenk dit: in ieder welkom zit een schuilkelder.

In de onmeetbare ruimte van ons hart zit een schuilkelder waar andere mensen – en mét die mensen onze Lieve God – de juiste plek vinden.

Probeer het maar… Dan wordt het vanzelf Kerstmis!

Slotwoord en zegen

Het licht heeft het koud, zo begonnen we deze viering.

We hebben dat licht – het licht van Kerstmis – mogen ontvangen en verwelkomen, het mogen koesteren en tegen ons hart mogen drukken. Daar is het wat warmer van geworden: ik bedoel dat licht is warmer geworden, ik bedoel ons hart is warmer geworden.

Buiten is het nog steeds guur, maar we mogen er een beetje van deze warmte naar toe brengen. Voor ieder die het nodig heeft.

Ik geloof dat God ons allen zegent. Moge de Enige u zegenen en u beschermen, moge de Enige het licht van zijn gelaat over u doen schijnen
en u genadig zijn, moge de Enige u haar gelaat toewenden en u vrede geven.

Amen!

1 antwoord

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *