Een bittere pil
Overweging op zondag 2 februari 2025 door René Munnik
Bij: Jeremia 1,4-10 en Lucas 4,14-30
1e lezing: Jeremia 1,4-10
De Ene richtte zich tot mij: ‘Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen; voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.’
Ik riep: ‘Nee, mijn God! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong.’
Maar de Ene antwoordde: ‘Zeg niet: “Ik ben te jong.” Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag. Wees voor niemand bang, want ik zal je terzijde staan en je redden.’ En de Ene strekte zijn hand uit, raakte mijn mond aan en zei tegen mij: ‘Hiermee leg ik mijn woorden in jouw mond. Nu, op deze dag, geef ik je gezag over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen en te planten.’
2e lezing: Lucas 4,14-30
Jezus keerde terug naar Galilea. Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. Hij kwam ook in Nazareth, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’
Allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’
En hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’
Hij vervolgde: ‘Luister, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Maar ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’
Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok.
Een lange aanloop
Dat was een lange tweede lezing. Als je hebt opgelet en er vorige week ook was, dan zul je opgemerkt hebben dat de lezing uit Lucas van vorige week, vandaag nog eens dunnetjes is overgedaan. Dat hoeft eigenlijk niet volgens het leesrooster, maar ik heb dat toch gedaan… omdat anders de lezing van vandaag nogal onbegrijpelijk zou blijven. Het verhaal van vandaag heeft namelijk een lange aanloop. Twee eigenlijk.
De eerste aanloop is de eerste lezing van vandaag uit het eerste hoofdstuk van Jeremia: de ‘roeping van Jeremia’ waarin Jeremia tegenstribbelt maar de Ene dan tegen hem zegt: ‘… op deze dag, geef ik je gezag over alle koninkrijken en volken, om ze uit te rukken en te verwoesten, om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen en te planten.’ Toe maar… hier wordt een profeet op het schild geheven… en niet zomaar een profeet, maar iemand met absoluut gezag. En dat is wel degelijk een voorteken van het gezag dat Lucas aan Jezus toeschrijft.
Want dat is meteen de tweede aanloop voor het verhaal van vandaag. Dat is wat Lucas in de eerdere hoofdstukken van zijn evangelie over Jezus schrijft… Lucas laat er geen enkel misverstand over bestaan dat Jezus van begin af aan iemand met goddelijk gezag is… iemand met de allure van Jeremia uit de eerste lezing.
Denk bijvoorbeeld aan alle lofzangen in het begin van Lucas’ evangelie, die staan vlak voor het verhaal vandaag:
– de lofzang van Maria wanneer ze zwanger is (‘Hij had oog voor mij, zijn dienares, en alle geslachten prijzen mij gelukkig’ – Lc. 1, 46-55);
– de lofzang van Zacharias over Johannes de Doper (‘En jij, mijn kind, zult voor de Heer uit gaan om zijn weg te banen’ – Lc. 1, 68-79);
– de lofzang van de Engel bij de geboorte van Jezus (‘Heden is in de stad van David jullie redder geboren’ – Lc. 2, 10-12);
– en tot slot de lofzang van Simeon bij Jezus’ toewijding in de tempel (‘Met eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkte voor alle volken’ – Lc. 2, 29-32).
En wanneer de twaalfjarige Jezus zoek raakt en door zijn ouders in de tempel wordt gevonden, dan zien ze dat kind tussen de leraren zitten, terwijl… ‘allen die Hem hoorden versteld stonden van zijn inzicht en zijn antwoorden.’ (Lc. 2, 46)
Dat was allemaal al gebeurd in de paar hoofdstukken die voorafgaan aan de lezing van vandaag. En in die lezing is het niet anders: Jezus is hier niet de tot slaaf gemaakte lijdende dienstknecht des heren, maar een gezaghebbende leider die binnen de Joodse gemeenschap algemeen erkend wordt.
Een gezaghebbende leider
En zo komt hij in de stad waar hij opgroeide, Nazareth, waar hij op sjabbat de synagoge bezoekt: niet als een gewone gelovige jood, maar als een rabbi… een voorganger met gezag. Hij krijgt de boekrol van de profeet Jesaja aangereikt en hij leest voor: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd.’ En daarna zijn de ogen van alle aanwezigen in de synagoge op hem gericht terwijl hij zegt: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ Kortom: Ik, Jezus van Nazareth ben degene op wie de Geest van de Heer rust; ik ben degene die gezalfd is om aan armen het goede nieuws te brengen; ik ben degene die gezonden is om gevangenen te bevrijden, blinden te laten zien, onderdrukten hun vrijheid te geven… Of, zoals Miranda het zei ’Ik ben het’. En, zo staat er, allen betuigden hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden.
Kortom, Jezus is hier de redder, de heilbrenger met wie alle mensen in de synagoge weglopen. Hij preekt met groot succes… voor eigen parochie, want – zo staat er ook – zijn toehoorders zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ Oftewel: die Jezus, dat is er toch een van ons… die komt toch uit onze stad, uit onze gemeenschap… En van deze heilbrenger mag je dan toch verwachten dat hij allereerst denkt aan zijn eigen mensen, zoals een geneesheer allereerst denkt aan de gezondheid van zichzelf en de zijnen? (Lc. 4, 23) Want de algehele bewondering en de bijval die Jezus in de synagoge geniet is van twijfelachtig allooi. Er zit een luchtje aan: men draagt hem op handen want men denkt: deze sterke man zal Israël redden, maar ‘Eigen volk eerst’. Men denkt: we leven in de verdrukking, maar hij is onze hoop: ‘Make Israël great again’.
Geen voorkeursbehandeling
En hier, precies hier, loopt het succesverhaal van de alom bewonderde leidsman, rabbi Jezus, volkomen spaak. Want Jezus laat zich niet zomaar voor de kar spannen van de private belangen van zijn stadsgenoten. Hij wijst er fijntjes op dat er in de tijd van Elia veel weduwen waren door de hongersnood in Israël, maar dat Elia niet naar een van hen kwam, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon… een vreemdeling. En in de tijd van de profeet Elisa werd niemand in Israël gereinigd van huidvraat, maar wel de Syriër Naäman: een allochtoon, een buitenstaander.
Kortom… Ja, Jezus is degene op wie de Geest van de Heer rust; hij is degene die gezalfd is om aan armen het goede nieuws te brengen; hij is degene die gezonden is om gevangenen te bevrijden, blinden te laten zien, onderdrukten hun vrijheid te geven. Maar ook… nee, Hij is dat niet voor de bevoorrechte groep van zijn naasten, zijn stadsgenoten. Hij is de redder van het volk, maar het eigen volk staat allerminst op de eerste plaats.
En onmiddellijk slaat nu de stemming om, want dat is niet de boodschap die men verlangt: de unanieme bewondering van de mensen in de synagoge verkeert als bij toverslag in de collectieve agressie van een bloeddorstige meute… want dát wilden ze niet horen! Het gezelschap in de synagoge dat hem juist nog bewonderde… ‘ontstak in grote woede. Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten.’
Deze wereld omgekeerd
Zo ging het toen. Zo gaat het nu nog. We zien het met eigen ogen gebeuren: dat leiders en regeringen met een mandaat van een meerderheid van het democratisch electoraat, grenzen sluiten, sociale voorzieningen afbreken en agressie preken. Dat zijn blijkbaar de leiders die het volk zich wenst, terwijl vredebrengers met haatmail, bedreigingen en complottheorieën worden belaagd.
En wat kunnen wij doen? We hebben niet het gezag, noch de macht die Lucas aan Jezus toeschrijft wanneer er staat dat hij midden tussen die agressieve meute door liep en vertrok. Het enige wat we kunnen is telkens weer in herinnering roepen dat de Ene de redder was en is van de weduwe uit Sarepta en de Syriër Naäman, en niet van het ‘eigen volk eerst’.
Want hij wil deze wereld nu eenmaal omgekeerd.
Amen
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!