Wees mijn woord in deze wereld

Overweging op zondag 23 maart 2025 door Jeffrey Korthout

Bij: Exodus 6, 2 – 8 en Lucas 13, 1 – 9

 

Toen ik de eerste lezing van vandaag ging lezen kwam het lied ‘Die zegt God te zijn’, wat we vooraf aan de lezing hebben gezongen, meteen in me op.  Met name de zin: ‘Die zegt God te zijn, laat hij tevoorschijn komen. Wat hebben wij aan een NAAM alleen?’. De situatie is namelijk als volgt: Mozes is al even met de farao aan het onderhandelen het volk van Israël te laten gaan, maar in plaats van dat het beter wordt, wordt het alleen maar slechter voor het volk. Als Mozes zich dan tot De ENE wendt en dit als verwijt voor Haar neerlegt geeft De ENE als antwoord de lezing die we lazen. Grofweg komt Haar antwoord er op neer: Ik ben JHWH. En ik weet hoe slecht het met jullie gaat en ik hoor jullie gejammer, ik ben jullie niet vergeten. Zeg daarom tegen het volk ‘Ik ben JHWH’ en ik zal jullie bevrijden, want ‘Ik ben JHWH’.

Alleen een naam?

De reactie van het volk erop is te verwachten: die wilden niet luisteren, want ze waren, zoals er staat, moedeloos door de zware dwangarbeid. Of zoals we zongen: ‘Wat moeten wij nu met een NAAM alleen? Laat hem opstaan, dat wij hem zien. Woorden en wonderen zijn er genoeg en goden van goud en beloften, maar niet een god als een hand die bevrijdt, iemand die doet wat hij zegt.’ Punt alleen is: het gaat juist om die NAAM. De redding is die NAAM, dus die NAAM is erg belangrijk. In de lezing staat daarom ook wel drie maal: ‘Ik ben JHWH’. De ENE opent met haar NAAM, De ENE vraagt Mozes Haar NAAM tegen het volk te zeggen, en De ENE sluit er met het noemen van Haar NAAM. Het heeft denk ik te maken met de betekenis van die naam: ‘Ik zal er zijn’. Of te wel: het is nu ongelofelijk zwaar voor jullie in deze ogenschijnlijk door God verlaten wereld, maar houd hoop, want ‘Ik zal er zijn’ geeft jullie niet op. En niet alleen omdat ik dat zeg, woorden zijn er immers genoeg, maar omdat dat is wie ‘IK BEN’. Ik zeg niet alleen er voor jullie te zijn, maar IK BEN die er zal zijn. Jullie zullen daarom nog een tijd moeten ploeteren en spitten, maar uiteindelijk zal het goed met jullie komen. Voorlopig echter zullen jullie het moeten doen met Die NAAM alleen als teken van hoop…

Eigen schuld dikke bult?

In de evangelielezing van vandaag raakt Jezus in gesprek met enkele mensen uit Galilea. Die mensen vertellen Jezus over een gebeurtenis waarbij Pilatus een aantal Galileeërs liet doden in de Tempel en hun bloed liet vermengen met het bloed van de offers die zij daar brachten. De mensen die het hem vertelden gaven daarbij, ook al staat dat niet in de tekst, te kennen dat ze deze rampspoed waarschijnlijk wel over zichzelf hadden afgeroepen: een beetje eigen schuld, dikke bult. Jezus reageert namelijk op hun verhaal door te stellen: ‘Denken jullie dat die Galileeërs grotere zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat ze dat ondergaan hebben?’

En ze vertelden nog zo’n verhaal: over hoe achttien mensen stierven toen de Siloamtoren op hen viel. En ook daar dachten ze dat deze mensen dat waarschijnlijk over zichzelf hadden afgeroepen, want ook daar reageert Jezus op door te stellen: ‘Denken jullie dat zij schuldiger waren dan alle andere mensen die in Jeruzalem wonen?’ Bij beide verhalen is Jezus heel stellig: ‘Die mensen waren zeker niet schuldiger dan een ieder van jullie, maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal sterven zoals zij’. De mensen dachten toen, en denken nu nog steeds vaak: zulke ellende zal mij niet overkomen. Ik ben immers een goed mens en daarom gebeurt mij zoiets niet. Wie goed, goed ontmoet. Dus dan zal het omgekeerde ook wel waar zijn. Die mensen zullen er daarom op een bepaalde manier wel zelf de oorzaak van zijn dat hen dat is overkomen. Misschien was het zelfs wel hun verdiende loon. Boontje komt om zijn loontje. Als er bom bij jouw huis afgaat in de nacht, zal je vast wel iets op je kerfstok hebben.

Word als die NAAM

Wat is nu de relatie tussen deze twee teksten? In de evangelielezing wijst Jezus de mensen waarmee hij in gesprek is erop dat het leven grillig is en een ieder van ons kan iets overkomen. Bij een ieder kan er zomaar ineens een bom afgaan. Natuurlijk, soms zijn er ook slechte mensen die bepaald kwaad over zichzelf afroepen, maar er zijn ook heel veel goede mensen die hetzelfde overkomt en die daar niets aan kunnen doen. Vaak is de ellende die ons overkomt een kwestie van pech hebben, de verkeerde persoon zijn op de verkeerde plaats. En wie zijn wij dan als we dan daarvan wegkijken en denken: ‘eigen schuld, dikke bult’? Denken wij nu heus betere mensen te zijn dan zij? Het ‘bekeer je’ van Jezus in die tekst valt daarom te verstaan als: ‘stop met zo te denken’. Stop met te denken dat jij beter of vromer bent dan anderen en dat daarom rampspoed jou niet zal overkomen. Leef met het besef dat ellende ook jou kan treffen, plotseling, wanneer je het niet verwacht. En hoe zou jij het dan vinden als die anderen dan denken en zeggen: ‘boontje komt om zijn loontje’ of ‘die zal wel wat op zijn kerfstok hebben’? Zijn advies is eigenlijk: wordt meer zoals De ENE. Word Haar NAAM, wordt haar Woord in deze wereld. Wees iemand ‘Die er zijn zal’, net zoals De ENE er altijd zijn zal. Want inderdaad: wat moeten wij met een NAAM alleen? Die NAAM wordt pas werkelijkheid in ons midden als wij bereid zijn te worden als Die NAAM: mensen die net als De ENE er altijd zal zijn voor de ander als rampspoed hen treft. Onvoorwaardelijk. Eigen schuld, dikke bult, zou daarbij geen rol moeten spelen. Zelfs mensen die de rampspoed op een bepaalde manier over zichzelf hebben afgeroepen, hebben anderen nodig om hun leed te dragen. En dan, wie weet, met wat spitten en ploeteren, komt het ook met hen weer goed.

Hoop houden en geven

Jezus onderstreept dit laatste door aan zijn toehoor een gelijkenis te vertellen over iemand met een vijgenboom in een wijngaard. Al drie jaar kwam hij kijken of de boom al vruchten droeg, maar telkens tevergeefs. Hij vraagt daarom aan de wijngaardenier de boom maar om te hakken, het is wordt toch niets meer met die boom. Dor hout, kan weg, hopeloos. Was niets, is niets en gaat ook nooit meer iets worden. Maar de wijngaardenier zegt: ‘Laat hem ook dit jaar, dit derde jaar, nog met rust, tot ik de grond eromheen heb omgespit en hem mest heb gegeven. Misschien dat hij dan het komende jaar vrucht zal dragen.’ De wijngaardenier in dit verhaal is De ENE, die ons niet zomaar opgeeft. De ENE houdt hoop, omdat Ze niet anders kan. Ze zegt niet alleen er te zijn, maar Ze is ‘DIE ER ZIJN ZAL’. En daarom houdt Ze hoop en geeft Ze hoop, dat zelfs met de meest hopeloze figuren, met wie het allemaal niet meer goed lijkt te komen, het toch goed komt. Misschien kost het nog wat extra spitten en mesten, maar het komt goed.

Laten we daarom juist in deze Veertigdagentijd proberen te stoppen met geloven in dingen als dat ‘je je eigen geluk kan maken’, dat ‘succes een keuze is’ of dat ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Keer je juist naar hen waar anderen hoofdschuddend van weg lopen en denken ‘die zal het er zelf wel naar gemaakt hebben’. Word Gods zachte kracht in deze wereld en wees Haar woord, Haar NAAM, in deze wereld. Maak wie Zij is, tot wie jij zelf bent: iemand die wat er ook gebeurt, de ander niet opgeeft en hoop blijft houden dat het ook met die ander wel goed komt. Want zo wordt hoop geboren in deze duistere tijden en komt er weer licht en hoop in de duisternis. Zo wordt nieuw leven mogelijk, zelfs als dat onwaarschijnlijk lijkt.

Dat het zo zal zijn.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *