Gevonden willen worden
Overweging op zondag 30 maart 2025
door Bert Donks
Bij: 2 Kronieken 36, 14-23 en Lucas 15, 1-3.15-32
Ik val met mijn neus in de boter met de bekende evangelielezing van vandaag, de parabel van de verloren zoon, zoals wij die vaak noemen. Het is een prachtig verhaal met veel lagen om te onderzoeken, maar omdat die zo bekend is lopen we het gevaar de betekenis al meteen in te vullen: want die verwelkomende vader is gewoon een verbeelding van God zelf en in die lijn zijn wij diens verloren kinderen, toch?
Ik wil vandaag een stapje terugzetten om te zien wat we nog meer kunnen ontdekken in deze rijke tekst. Gelezen naar de letter gaat het hier over een familiekwestie en de verstoorde verhoudingen tussen de afzonderlijke gezinsleden. Jezus kiest hier een slimme ingang om zijn punt over te brengen, want veel mensen zullen zich iets voor kunnen stellen bij deze situatie. Ik kom zelf bijvoorbeeld uit een gezin van drie kinderen, en ik ben de oudste. Ik was niet de moeilijkste thuis, dat was mijn jongere broer. Dikwijls voelde hij zich achtergesteld ten opzichte van de andere kinderen en hij kon daar flink ruzie over maken met mijn ouders. Uiteraard ging er daardoor heel wat energie en tijd naar het blussen van brandjes. Ik kan me goed herinneren dat ik dat soms oneerlijk vond, want ik kreeg daardoor minder aandacht terwijl ík toch zo goed mijn best deed?
Het perspectief van de trouwe zoon
Terug naar de lezing: traditioneel gezien identificeren we de zoon die zijn erfenis verkwist in een ander land als degene die verloren is, en zo benoemt de vader dat ook als ze aan het feestvieren zijn wegens de terugkeer van de kwistige zoon: hij was verloren en is gevonden, hij was dood en hij leeft. Reden voor groot feest! Maar er is er een die onaangenaam verrast terugkomt van het veld: dat andere kind van hem dat nooit heeft gemord en keihard en trouw heeft gewerkt. Die nooit ergens om heeft gevraagd en voor wie de vader niet eens een bokje heeft geslacht. Omdat wij zo bekend zijn met deze parabel stappen we misschien snel over het perspectief van die andere, trouwe zoon heen. Maar als u denkt aan wat ik zojuist vertelde over mijn eigen familiesituatie en je verplaatst jezelf in de trouwe zoon kan je misschien best wel begrip voor hem opbrengen: hij is misschien wel terecht woedend, hij krijgt stank voor dank en hij is niet eens verwittigd door zijn vader dat ze een groot feest geven voor die broer van hem met zijn slechte levenskeuzes. Waarom werk ik dan zo hard, en waar doe ik dit dan allemaal voor? Vervolgens probeert hij zijn broer zwart te maken: waarom verdient hij dat vette kalf en dat feest en ik niet?
En dan vindt er een opvallende spiegeling in de parabel plaats: in het eerste deel zoekt de kwistige zoon de vader op, maar in het tweede deel zoekt de vader de trouwe zoon op. Die wil namelijk niet naar binnen gaan en de Vader komt vervolgens naar buiten. De Vader luistert geduldig naar wat zijn boze zoon te zeggen heeft, maar kan niet anders concluderen dan dat ze allemaal blij moeten zijn met de terugkomst van zijn andere kind. De Vader nodigt zijn boze zoon dus uit om mee te delen in de vreugde van het vinden, maar Lucas zegt daarna niet welk antwoord hij terugkrijgt. Het verhaal heeft dus een open einde en de evangelist lijkt ons uit te nodigen om de vraag te stellen: wat zouden wij zélf antwoorden als wij de boze zoon zouden zijn?
Wie van de twee is de verloren zoon?
En dan gaat het verhaal pas echt schuren: Want wie is hier nu eigenlijk de verloren zoon? Is dat die kwistige die zijn vader desondanks opzoekt of de boze die zich van zijn vader afkeert, die nooit heeft durven vragen om een bokje? Wellicht had ie juist om dat bokje kunnen vragen, en daarmee de nabijheid van zijn vader kunnen zoeken en vragen. Want op dit punt kunnen we de allegorische lezing gaan toepassen: we kunnen de vader als God interpreteren en de zonen als spiegels van ons, mensenkinderen. ‘Zoek mijn nabijheid’, zegt God in de psalmen. God vraagt het de mens, en hier komt de crux: de mens mag dezelfde vraag aan God stellen: ‘zoek mijn nabijheid God’.
Zoek de nabijheid
Het betreft in die relatie dus tweerichtingsverkeer: God zoekt altijd naar jou en is bereid jouw misstappen je niet aan te rekenen, maar net zo goed zul jij dan God actief moeten zoeken. Met andere woorden: gevonden willen worden. En dat is best ingewikkeld omdat wij door verhevenheid, wrok en bitterheid, maar ook schaamte, schande, schuld, angst, en zelfmedelijden telkens onszelf kunnen afsluiten voor de ander en daarmee voor God. Het is die verhevenheid die Jezus de farizeeën en schriftgeleerden verwijt: ze kunnen nóg zo goed leven en de vingers wijzen naar degenen die het minder goed dan zij doen, maar Jezus lijkt hen met deze parabel te willen zeggen: pas op dat je door zelfgenoegzaamheid denkt dat je alles aan je eigen inzet te danken hebt en dat je in het verlengde daarvan God niet nodig hebt. Als ik mijn schaapjes op het droge heb, kan de rest stikken. Ook God. Terwijl de tollenaars juist naar Jezus toetrekken, keren de farizeeën zich van Hem af, net als de boze zoon dat doet van zijn vader en zijn eigen broer. Je zou dus met recht kunnen stellen dat het trouwe kind de verloren zoon is, en niet de kwistige.
Jezus lijkt ons daarmee te willen zeggen, dat we allemaal wel eens verloren kunnen raken, zelfs de beste en meest trouwe mensen. Dit verhaal gaat dan ten diepste niet over zoons en vaders of tollenaars en farizeeën, maar over u en mij, ons allemaal.
Kwijt, maar toch gevonden
De vader in het verhaal had tegen zijn kwistige zoon kunnen zeggen: ‘jij hebt je kans gehad, je hebt je erfdeel verspeeld, ga maar weg’. Maar dat doet die vader niet. De vader had tegen zijn trouwe zoon kunnen zeggen: ‘jij gunt je broer het licht in de ogen niet. Blijf maar buiten staan.’ Maar dat doet die vader niet. Ook wij worden in deze veertigdagentijd uitgenodigd om over onze eigen schaduw heen te stappen, ons niet op te sluiten in ons eigen gelijk, en op deze roze zondag komen we er achter dat we dat niet alleen hoeven te doen. Want we mogen onszelf laten vinden door onze medemensen en door God. Deze zondag laetare kan ons daarom een zetje in de rug geven op weg naar Pasen, het feest van ultieme vergeving, kwijt zijn maar toch gevonden worden.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!