De helper: Godsgrond in ons
Overweging op zondag 25 mei 2025 door Nico Meyer
Bij: Joël 2, 21-27 en Johannes 14, 23-29
De helper, die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige geest, die zal jullie verder in alles onderrichten; hij zal jullie alles doen begrijpen, wat ik jullie gezegd hebt
(Joh. 14, 26)
Over die helper, die heilige Geest wil ik het vandaag hebben. Als je de Handelingen van de apostelen leest, de geschiedenis van de jonge kerk, kom je die heilige Geest op bijna elke bladzijde wel een keer tegen. Natuurlijk bij het Pinksterfeest, maar ook wanneer er moeilijke keuzes moeten worden gemaakt of lastige beslissingen moeten worden genomen. Die beslissingen worden dan genomen ‘in de heilige Geest’. Als Paulus tijdens zijn reizen door Klein-Azië voor de keuze komt te staan, of hij de oversteek moet maken naar Europa, laat hij zich leiden door de heilige Geest.
Pinkstergemeenten
Tegenwoordig zijn er nog steeds – of misschien beter – opnieuw kerken, waar de heilige Geest een grote plaats inneemt: de Pinkergemeenten. Onder het motto
‘Onderzoekt alles en behoudt het goede’ ben ik ooit, uit nieuwsgierigheid, enkele keren bij zo’n dienst aanwezig geweest. Een beetje zenuwachtig ook, je weet
tenslotte niet wat je te wachten staat. Volle kerk, waar uit volle borst gezongen werd. Op zeker moment ging men zelfs over in tongentaal. Tongentaal is bidden of zingen zonder woorden, maar in klanken, waardoor een sterke religieuze bewogenheid wordt uitgedrukt. De preek vond ik theologisch niet sterk, wat naïef en primitief, maar wat mij wel aansprak, was de bezieling en bewogenheid waarmee men bad en zong. Ik dacht ‘daar kunnen wij katholieken met onze vaak
statische liturgie beslist iets van leren’.
Tongentaal
Overigens moet je het belang van bidden en zingen in tongen niet overschatten. Paulus schrijft in zijn brief aan de Korinthiërs, hoofdstuk 13, vaak het Hooglied van de liefde genoemd: ‘Al spreek ik de taal van engelen en mensen – en daarmee duidt hij waarschijnlijk op die tongentaal – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal.’ Hij relativeert dus deze wijze van bidden. De liefde, het goede doen, de praktijk is belangrijker.
Als Jezus ons belooft een helper, de heilige Geest, te sturen wanneer hij er zelf niet meer zal zijn, klinkt dat toch een beetje naïef. Alsof het een soort stuivertje
wisselen is. Een beetje kort door de bocht: het ene mannetje gaat, het andere mannetje komt. Het is een beeld.
Drie goden of maar één?
Een tijdje geleden had ik in de lift naar boven een kort gesprekje met een jonge moslima. Ik zei iets in de trant van: “Uiteindelijk aanbidden we allemaal dezelfde
God, nietwaar? Jullie noemen hem Allah, wij noemen hem God.” Maar dat was helemaal niet waar. “Nee, wij aanbidden één God, Allah, maar jullie aanbidden drie goden.” Ik probeerde dat een beetje te nuanceren, zei iets over één God in drie personen, maar zij wist het absoluut zeker: Drie goden. En drie is meer dan één, zoveel was wel duidelijk. God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Ze bleek goed ingevoerd. Van zoveel recht-voor-zijn-raap-theologie had ik even niet terug. Ik stond, zeg maar, even met mijn christelijke mond vol tanden. De lift stopte en we stapten uit. Nou, een prettige dag verder. Ja, jij ook een prettige dag. En dat was het dan.
Kardinaal Suenens van België zei het jaren geleden ook al. Wij belijden een drie-ene God, maar voor veel christenen betekent dat in de praktijk, dat zij in drie goden geloven. De heilige Geest is geen apart mannetje, het is de geest van God in ons, in alle mensen. Hedendaagse theologen leggen er dan ook de nadruk op, dat Gods geest al in ons aanwezig is vanaf het eerste moment van ons bestaan, vanaf het begin van de schepping. In de paasnacht horen we tot zevenmaal toe: ‘En God zag dat het goed was’. Bij de schepping heeft God zijn merkteken in ons gedrukt, zoals de afdruk van een schoenzool in het natte zand, zoals een zegelring in de warme was. Door geschapen te zijn, hebben wij Gods DNA. Wij zijn van zijn geslacht. Geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. Ons lichaam is een tempel van de heilige Geest. God woont in ons. Stel het voor als een laag op de bodem van onze ziel, waarmee wij voeling kunnen hebben, waar wij naar kunnen terugkeren, als wij in onszelf keren, als we bidden.
En God zag dat het goed was.
De Godsgrond in ons
Mijn leraar Nederlands op het seminarie noemde dat de Godsgrond in ons. Ik vind dat een mooi woord. Als jongen begrijp je dat niet, nu wel. Die laag kan
overwoekerd worden door de drukte van alle dag, door teleurstellingen in het leven, door wrok. Dan kan die laag, die Godsgrond, inklinken, verharden. Dat is jammer, dat is zonde. Die laag kan soepel en toegankelijk blijven door onbaatzuchtigheid. Die laag kan bereikt worden in stilte, gebed, meditatie.
Ik geloof dus niet, dat die aanwezigheid van Gods geest in ons pas met Pinksteren is gekomen. Wellicht dat dat een moment van extra bewustwording was.
Ook vrome Joden in de tijd vóór Jezus, de profeten van het Oude Testament kenden die Geest van God in zich. En lees ook de psalmen er maar op na.
Die geest in ons is ook niet per se christelijk. Boeddhisten noemen het ‘de Boeddha in ons’. En de moslims proberen driemaal daags met die Godsgrond in contact te komen en rollen een kleedje uit.
Uit die Godsgrond, die humuslaag, kunnen de mooiste vruchten voortkomen. “De vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” (Gal. 5,22 vv).
De kleine Joshua gaat zometeen gedoopt worden. Met de doop willen wij uitdrukken, dat hij niet alleen ons kind is, maar ook uit God geboren is. Hij heeft de voetdruk van God in zijn DNA. Er hoeft niets afgewassen te worden. God zag dat het goed was. Hij is prachtig!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!